Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Omspelden (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of omspelden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
speld om
I do
speldt om
you do
speldt om
he/she/it does
spelden om
we do
spelden om
you all do
spelden om
they do
Present perfect tense
heb omgespeld
I have done
hebt omgespeld
you have done
heeft omgespeld
he/she/it has done
hebben omgespeld
we have done
hebben omgespeld
you all have done
hebben omgespeld
they have done
Past tense
speldde om
I did
speldde om
you did
speldde om
he/she/it did
speldden om
we did
speldden om
you all did
speldden om
they did
Future tense
zal omspelden
I will do
zult omspelden
you will do
zal omspelden
he/she/it will do
zullen omspelden
we will do
zullen omspelden
you all will do
zullen omspelden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omspelden
I would do
zou omspelden
you would do
zou omspelden
he/she/it would do
zouden omspelden
we would do
zouden omspelden
you all would do
zouden omspelden
they would do
Subjunctive mood
spelde om
I do
spelde om
you do
spelde om
he/she/it do
spelde om
we do
spelde om
you all do
spelde om
they do
Past perfect tense
had omgespeld
I had done
had omgespeld
you had done
had omgespeld
he/she/it had done
hadden omgespeld
we had done
hadden omgespeld
you all had done
hadden omgespeld
they had done
Future perf.
zal omgespeld hebben
I will have done
zal omgespeld hebben
you will have done
zal omgespeld hebben
he/she/it will have done
zullen omgespeld hebben
we will have done
zullen omgespeld hebben
you all will have done
zullen omgespeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omgespeld hebben
I would have done
zou omgespeld hebben
you would have done
zou omgespeld hebben
he/she/it would have done
zouden omgespeld hebben
we would have done
zouden omgespeld hebben
you all would have done
zouden omgespeld hebben
they would have done
Present bijzin tense
omspeld
I do
omspeldt
you do
omspeldt
he/she/it does
omspelden
we do
omspelden
you all do
omspelden
they do
Past bijzin tense
omspeldde
I did
omspeldde
you did
omspeldde
he/she/it did
omspeldden
we did
omspeldden
you all did
omspeldden
they did
Future bijzin tense
zal omspelden
I will do
zult omspelden
you will do
zal omspelden
he/she/it will do
zullen omspelden
we will do
zullen omspelden
you all will do
zullen omspelden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou omspelden
I would do
zou omspelden
you would do
zou omspelden
he/she/it would do
zouden omspelden
we would do
zouden omspelden
you all would do
zouden omspelden
they would do
Subjunctive bijzin mood
omspelde
I do
omspelde
you do
omspelde
he/she/it do
omspelde
we do
omspelde
you all do
omspelde
they do
Du
Ihr
Imperative mood
speld om
do
speldt
do

Examples of omspelden

Example in DutchTranslation in English
En ik wil niet dat je Red iets op de mouw speldt.And I don't want you making up stories to Red.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afspelden
do
inspelden
do
omspellen
do
opspelden
pin up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

omgluren
do
ompakken
repack
omranken
do
omreizen
travel about
omsingelen
surround
omspannen
span
omspelen
do
omstuiven
do
omvatten
comprise
omverrukken
tear down

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.