Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Lispelen (to lisp) conjugation

Dutch
13 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lispel
lispelt
lispelt
lispelen
lispelen
lispelen
Present perfect tense
heb gelispeld
hebt gelispeld
heeft gelispeld
hebben gelispeld
hebben gelispeld
hebben gelispeld
Past tense
lispelde
lispelde
lispelde
lispelden
lispelden
lispelden
Future tense
zal lispelen
zult lispelen
zal lispelen
zullen lispelen
zullen lispelen
zullen lispelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou lispelen
zou lispelen
zou lispelen
zouden lispelen
zouden lispelen
zouden lispelen
Subjunctive mood
lispele
lispele
lispele
lispele
lispele
lispele
Past perfect tense
had gelispeld
had gelispeld
had gelispeld
hadden gelispeld
hadden gelispeld
hadden gelispeld
Future perf.
zal gelispeld hebben
zal gelispeld hebben
zal gelispeld hebben
zullen gelispeld hebben
zullen gelispeld hebben
zullen gelispeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelispeld hebben
zou gelispeld hebben
zou gelispeld hebben
zouden gelispeld hebben
zouden gelispeld hebben
zouden gelispeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
lispel
lispelt

Examples of lispelen

Example in DutchTranslation in English
En door mijn lispelen...And my lisp...
En nu begin ik te lispelen.And now I have a lisp.
Het lispelen van twee kinderen in de tuin, noem je dat liefde?But she loves the blind man. Do you call the lisping of two children in a garden love?
Jij vindt me een heer omdat ik laken draag en kan lispelen?You think me a gentleman because I have linen and can manage a lisp.
Kijk, je gaat nooit een man ontmoeten die niet van het lispelen houdt.L-look, y-you're never gonna meet a guy who doesn't like that lispy thing.
Daar lispel ik van.You can't say that word without a lisp.
Klinkt alsof ik lispel. Niet waar?Sounds like I'm lisping, doesn't it?
Wat lispel je leuk.Cute lisp.
- Ze lispelt wat.- She has a lisp.
De laatste NCIS medewerkster die Hetty bespioneerde lispelt permanent.Okay, the last NCIS employee to spy on Hetty now has a permanent lisp.
En hij lispelt als hij zat is.And he lisps when he's drunk.
Hij is klein, hij lispelt.He's short, he lisps...
Ik bedoelde dat hij lispelt.l meant a lisp.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afspelen
play
bespelen
play
haspelen
reel
inspelen
do
naspelen
reenact
omspelen
do
opspelen
strike up
wispelen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

leewieken
do
lenen
borrow
lichten
shine
liggen
be situated
lijden
suffer
liplezen
lipread
liquideren
liquidate
lispen
do
losgaan
go nuts
loshangen
hang loose

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'lisp':

None found.