Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

koelen

to refrigerate

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of koelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
koel
I refrigerate
koelt
you refrigerate
koelt
he/she/it refrigerates
koelen
we refrigerate
koelen
you all refrigerate
koelen
they refrigerate
Present perfect tense
heb gekoeld
I have refrigerated
hebt gekoeld
you have refrigerated
heeft gekoeld
he/she/it has refrigerated
hebben gekoeld
we have refrigerated
hebben gekoeld
you all have refrigerated
hebben gekoeld
they have refrigerated
Past tense
koelde
I refrigerated
koelde
you refrigerated
koelde
he/she/it refrigerated
koelden
we refrigerated
koelden
you all refrigerated
koelden
they refrigerated
Future tense
zal koelen
I will refrigerate
zult koelen
you will refrigerate
zal koelen
he/she/it will refrigerate
zullen koelen
we will refrigerate
zullen koelen
you all will refrigerate
zullen koelen
they will refrigerate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou koelen
I would refrigerate
zou koelen
you would refrigerate
zou koelen
he/she/it would refrigerate
zouden koelen
we would refrigerate
zouden koelen
you all would refrigerate
zouden koelen
they would refrigerate
Subjunctive mood
koele
I refrigerate
koele
you refrigerate
koele
he/she/it refrigerate
koele
we refrigerate
koele
you all refrigerate
koele
they refrigerate
Past perfect tense
had gekoeld
I had refrigerated
had gekoeld
you had refrigerated
had gekoeld
he/she/it had refrigerated
hadden gekoeld
we had refrigerated
hadden gekoeld
you all had refrigerated
hadden gekoeld
they had refrigerated
Future perf.
zal gekoeld hebben
I will have refrigerated
zal gekoeld hebben
you will have refrigerated
zal gekoeld hebben
he/she/it will have refrigerated
zullen gekoeld hebben
we will have refrigerated
zullen gekoeld hebben
you all will have refrigerated
zullen gekoeld hebben
they will have refrigerated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekoeld hebben
I would have refrigerated
zou gekoeld hebben
you would have refrigerated
zou gekoeld hebben
he/she/it would have refrigerated
zouden gekoeld hebben
we would have refrigerated
zouden gekoeld hebben
you all would have refrigerated
zouden gekoeld hebben
they would have refrigerated
Du
Ihr
Imperative mood
koel
refrigerate
koelt
refrigerate

Examples of koelen

Mijn regel is, als ik het moet koelen, dan is het sjiek.

Well, my rule is, if I have to refrigerate it, it's fancy.

We moeten dit koelen, het stinkt.

We've got to refrigerate this, it stinks.

"Na openen, koel bewaren." Je denkt toch niet dat Haskell...?

Ew, "refrigerate after opening." You don't think haskell...

Als het niet koel blijft, valt het uit elkaar zo snel als een trouw van beroemdheden.

If it doesn't stay refrigerated, it falls apart as fast as a two-celebrity marriage.

Die moet je eigenlijk koel leggen als hij geopend is.

You know, you're supposed to refrigerate that after you open it.

Ik koel je liever anders ga je zo stinken.

No, I'd rather refrigerate you, or else you'd start to smell.

Je kan Bixton niet de schuld geven als hijzelf zijn voedsel niet koel bewaart.

You can't blame bixton if the poor kid didn't refrigerate his food.

- Ja. - Is het hier gekoeld?

- Is it refrigerated here?

- Nee, gekoeld bewaard. Gekoeld, niet bevroren dus.

So, "refrigerated," not "frozen." Got that?

De ruimte is niet eens gekoeld.

This place isn't even refrigerated.

Die is vrij en is gekoeld.

That one's free-- and it's refrigerated.

Die ruimte is gekoeld, ik moet hem daar uitkrijgen.

That room is refrigerated. I have to get him out of there.