Kleuteren (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of kleuteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kleuter
I do
kleutert
you do
kleutert
he/she/it does
kleuteren
we do
kleuteren
you all do
kleuteren
they do
Present perfect tense
heb gekleuterd
I have done
hebt gekleuterd
you have done
heeft gekleuterd
he/she/it has done
hebben gekleuterd
we have done
hebben gekleuterd
you all have done
hebben gekleuterd
they have done
Past tense
kleuterde
I did
kleuterde
you did
kleuterde
he/she/it did
kleuterden
we did
kleuterden
you all did
kleuterden
they did
Future tense
zal kleuteren
I will do
zult kleuteren
you will do
zal kleuteren
he/she/it will do
zullen kleuteren
we will do
zullen kleuteren
you all will do
zullen kleuteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kleuteren
I would do
zou kleuteren
you would do
zou kleuteren
he/she/it would do
zouden kleuteren
we would do
zouden kleuteren
you all would do
zouden kleuteren
they would do
Subjunctive mood
kleutere
I do
kleutere
you do
kleutere
he/she/it do
kleutere
we do
kleutere
you all do
kleutere
they do
Past perfect tense
had gekleuterd
I had done
had gekleuterd
you had done
had gekleuterd
he/she/it had done
hadden gekleuterd
we had done
hadden gekleuterd
you all had done
hadden gekleuterd
they had done
Future perf.
zal gekleuterd hebben
I will have done
zal gekleuterd hebben
you will have done
zal gekleuterd hebben
he/she/it will have done
zullen gekleuterd hebben
we will have done
zullen gekleuterd hebben
you all will have done
zullen gekleuterd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekleuterd hebben
I would have done
zou gekleuterd hebben
you would have done
zou gekleuterd hebben
he/she/it would have done
zouden gekleuterd hebben
we would have done
zouden gekleuterd hebben
you all would have done
zouden gekleuterd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
kleuter
do
kleutert
do

Examples of kleuteren

Example in DutchTranslation in English
- Je bent een kleuter.- You're a doodie.
- Mike is zelf een kleuter.- Mike is a dork.
- Weet je, je moet het me uitleggen, want ik kijk erna en denk dat als een kleuter over wat verf valt, er nog betere kunst uit voort komt.You know what, okay, I do need you to explain it, because I'm looking at it, and I'm thinking, a kindergartner could trip on some paint and make better art than this. I would buy you a copy of Art For Dummies, but I don't think you'd understand it.
25.000 dollar schoolgeld zodat een kleuter met blokken kan spelen. En dan nog een donatie.25,000-bucks-a-year tuition so a six-year-old can play with blocks and they still want a charitable donation?
Dat weet ik heus wel, maar gedraag je niet als een kleuter.I'm know, but you don't have to act like such a brat about it all the time.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

klauteren
clamber
kledderen
do
kleineren
belittle
klepperen
clatter
kletteren
clank
klisteren
do
klonteren
clot
kneuteren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?