Glaceren (to glaze) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of glaceren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
glaceer
I glaze
glaceert
you glaze
glaceert
he/she/it glazes
glaceren
we glaze
glaceren
you all glaze
glaceren
they glaze
Present perfect tense
heb geglaceerd
I have glazed
hebt geglaceerd
you have glazed
heeft geglaceerd
he/she/it has glazed
hebben geglaceerd
we have glazed
hebben geglaceerd
you all have glazed
hebben geglaceerd
they have glazed
Past tense
glaceerde
I glazed
glaceerde
you glazed
glaceerde
he/she/it glazed
glaceerden
we glazed
glaceerden
you all glazed
glaceerden
they glazed
Future tense
zal glaceren
I will glaze
zult glaceren
you will glaze
zal glaceren
he/she/it will glaze
zullen glaceren
we will glaze
zullen glaceren
you all will glaze
zullen glaceren
they will glaze
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou glaceren
I would glaze
zou glaceren
you would glaze
zou glaceren
he/she/it would glaze
zouden glaceren
we would glaze
zouden glaceren
you all would glaze
zouden glaceren
they would glaze
Subjunctive mood
glacere
I glaze
glacere
you glaze
glacere
he/she/it glaze
glacere
we glaze
glacere
you all glaze
glacere
they glaze
Past perfect tense
had geglaceerd
I had glazed
had geglaceerd
you had glazed
had geglaceerd
he/she/it had glazed
hadden geglaceerd
we had glazed
hadden geglaceerd
you all had glazed
hadden geglaceerd
they had glazed
Future perf.
zal geglaceerd hebben
I will have glazed
zal geglaceerd hebben
you will have glazed
zal geglaceerd hebben
he/she/it will have glazed
zullen geglaceerd hebben
we will have glazed
zullen geglaceerd hebben
you all will have glazed
zullen geglaceerd hebben
they will have glazed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geglaceerd hebben
I would have glazed
zou geglaceerd hebben
you would have glazed
zou geglaceerd hebben
he/she/it would have glazed
zouden geglaceerd hebben
we would have glazed
zouden geglaceerd hebben
you all would have glazed
zouden geglaceerd hebben
they would have glazed
Du
Ihr
Imperative mood
glaceer
glaze
glaceert
glaze

Examples of glaceren

Example in DutchTranslation in English
- Ik kan nog wel een ham glaceren.Hmm, guess it's not too late to glaze a ham
Mooi, dan kan ik de ham nog een keer glaceren.Oh, good. That will give me time to add another coat of glaze to the ham.
Volgens mij kan zij ham glaceren met haar voeten.I'll bet she can glaze a ham with her feet.
Het zou een eer zijn de hand te schudden die deze geglaceerd heeft.I would be honored to shake the hand that glazed this.
Kolonel Blake heeft het druk met de krijgsraad en geglaceerd fruit.Colonel Blake would have been here himself to greet you... but he's involved with a court-martial and some glazed fruit.
Nu moet ik geglaceerd fruit bestellen.It's settled. I'll see ya. I gotta order glazed fruit for Christmas.
Op de tafel van de Koning komt een zeemonster, een grote kabeljauw... geheel gebakken, geglaceerd en versierd... en met een makreel in zijn bek.On his Majesty's table will be a sea monster, a great cod, baked whole, glazed, decorated, holding a mackerel in its mouth.
We hadden 'm niet eens geglaceerd.It's not like we glazed him or anything.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

glazuren
glaze
traceren
do

Similar but longer

deglaceren
do

Random

geren
do
germaniseren
germanize
giegagen
do
gieten
pour
gipsen
plaster
gisten
ferment
gladden
do
glimmen
sparkle
gluren
peep
goeddunken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'glaze':

None found.
Learning languages?