Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Exponeren (to exhibit) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
exponeer
exponeert
exponeert
exponeren
exponeren
exponeren
Present perfect tense
heb geëxponeerd
hebt geëxponeerd
heeft geëxponeerd
hebben geëxponeerd
hebben geëxponeerd
hebben geëxponeerd
Past tense
exponeerde
exponeerde
exponeerde
exponeerden
exponeerden
exponeerden
Future tense
zal exponeren
zult exponeren
zal exponeren
zullen exponeren
zullen exponeren
zullen exponeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou exponeren
zou exponeren
zou exponeren
zouden exponeren
zouden exponeren
zouden exponeren
Subjunctive mood
exponere
exponere
exponere
exponere
exponere
exponere
Past perfect tense
had geëxponeerd
had geëxponeerd
had geëxponeerd
hadden geëxponeerd
hadden geëxponeerd
hadden geëxponeerd
Future perf.
zal geëxponeerd hebben
zal geëxponeerd hebben
zal geëxponeerd hebben
zullen geëxponeerd hebben
zullen geëxponeerd hebben
zullen geëxponeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëxponeerd hebben
zou geëxponeerd hebben
zou geëxponeerd hebben
zouden geëxponeerd hebben
zouden geëxponeerd hebben
zouden geëxponeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
exponeer
exponeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

deponeren
deposit
expireren
expire
exposeren
exhibit
imponeren
impress
opponeren
oppose
seponeren
shelve

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

erotiseren
eroticise
escaleren
escalate
exacerberen
evoke
excuseren
excuse
expanderen
expand
exploreren
examine
exporteren
export
falsificeren
falsify
favoriseren
do
felsen
seam

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'exhibit':

None found.