Dresseren (to break) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of dresseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
dresseer
I break
dresseert
you break
dresseert
he/she/it breaks
dresseren
we break
dresseren
you all break
dresseren
they break
Present perfect tense
heb gedresseerd
I have broken
hebt gedresseerd
you have broken
heeft gedresseerd
he/she/it has broken
hebben gedresseerd
we have broken
hebben gedresseerd
you all have broken
hebben gedresseerd
they have broken
Past tense
dresseerde
I broke
dresseerde
you broke
dresseerde
he/she/it broke
dresseerden
we broke
dresseerden
you all broke
dresseerden
they broke
Future tense
zal dresseren
I will break
zult dresseren
you will break
zal dresseren
he/she/it will break
zullen dresseren
we will break
zullen dresseren
you all will break
zullen dresseren
they will break
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dresseren
I would break
zou dresseren
you would break
zou dresseren
he/she/it would break
zouden dresseren
we would break
zouden dresseren
you all would break
zouden dresseren
they would break
Subjunctive mood
dressere
I break
dressere
you break
dressere
he/she/it break
dressere
we break
dressere
you all break
dressere
they break
Past perfect tense
had gedresseerd
I had broken
had gedresseerd
you had broken
had gedresseerd
he/she/it had broken
hadden gedresseerd
we had broken
hadden gedresseerd
you all had broken
hadden gedresseerd
they had broken
Future perf.
zal gedresseerd hebben
I will have broken
zal gedresseerd hebben
you will have broken
zal gedresseerd hebben
he/she/it will have broken
zullen gedresseerd hebben
we will have broken
zullen gedresseerd hebben
you all will have broken
zullen gedresseerd hebben
they will have broken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedresseerd hebben
I would have broken
zou gedresseerd hebben
you would have broken
zou gedresseerd hebben
he/she/it would have broken
zouden gedresseerd hebben
we would have broken
zouden gedresseerd hebben
you all would have broken
zouden gedresseerd hebben
they would have broken
Du
Ihr
Imperative mood
dresseer
break
dresseert
break

Examples of dresseren

Example in DutchTranslation in English
Doe hoge hakken aan en dresseer hem maar.- So even the score. Go home tonight, put on some heels, and break him like a pony. You'll feel much better.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

blesseren
hurt
presseren
press down

Similar but longer

adresseren
address
redresseren
redress

Random

doorsmokkelen
do
doorspoelen
flush
doorvaren
sail
douchen
shower
douwen
bash
draven
trot
drenzen
pule
dretsen
do
droogzwemmen
dry swimming
drukken
contrary

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'break':

None found.
Learning languages?