Doorhakken (to cut open) conjugation

Dutch

Conjugation of doorhakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hak door
I cut open
hakt door
you cut open
hakt door
he/she/it cuts open
hakken door
we cut open
hakken door
you all cut open
hakken door
they cut open
Present perfect tense
heb doorgehakt
I have cut open
hebt doorgehakt
you have cut open
heeft doorgehakt
he/she/it has cut open
hebben doorgehakt
we have cut open
hebben doorgehakt
you all have cut open
hebben doorgehakt
they have cut open
Past tense
hakte door
I cut open
hakte door
you cut open
hakte door
he/she/it cut open
hakten door
we cut open
hakten door
you all cut open
hakten door
they cut open
Future tense
zal doorhakken
I will cut open
zult doorhakken
you will cut open
zal doorhakken
he/she/it will cut open
zullen doorhakken
we will cut open
zullen doorhakken
you all will cut open
zullen doorhakken
they will cut open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doorhakken
I would cut open
zou doorhakken
you would cut open
zou doorhakken
he/she/it would cut open
zouden doorhakken
we would cut open
zouden doorhakken
you all would cut open
zouden doorhakken
they would cut open
Subjunctive mood
hakke door
I cut open
hakke door
you cut open
hakke door
he/she/it cut open
hakke door
we cut open
hakke door
you all cut open
hakke door
they cut open
Past perfect tense
had doorgehakt
I had cut open
had doorgehakt
you had cut open
had doorgehakt
he/she/it had cut open
hadden doorgehakt
we had cut open
hadden doorgehakt
you all had cut open
hadden doorgehakt
they had cut open
Future perf.
zal doorgehakt hebben
I will have cut open
zal doorgehakt hebben
you will have cut open
zal doorgehakt hebben
he/she/it will have cut open
zullen doorgehakt hebben
we will have cut open
zullen doorgehakt hebben
you all will have cut open
zullen doorgehakt hebben
they will have cut open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou doorgehakt hebben
I would have cut open
zou doorgehakt hebben
you would have cut open
zou doorgehakt hebben
he/she/it would have cut open
zouden doorgehakt hebben
we would have cut open
zouden doorgehakt hebben
you all would have cut open
zouden doorgehakt hebben
they would have cut open
Present bijzin tense
doorhak
I cut open
doorhakt
you cut open
doorhakt
he/she/it cuts open
doorhakken
we cut open
doorhakken
you all cut open
doorhakken
they cut open
Past bijzin tense
doorhakte
I cut open
doorhakte
you cut open
doorhakte
he/she/it cut open
doorhakten
we cut open
doorhakten
you all cut open
doorhakten
they cut open
Future bijzin tense
zal doorhakken
I will cut open
zult doorhakken
you will cut open
zal doorhakken
he/she/it will cut open
zullen doorhakken
we will cut open
zullen doorhakken
you all will cut open
zullen doorhakken
they will cut open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou doorhakken
I would cut open
zou doorhakken
you would cut open
zou doorhakken
he/she/it would cut open
zouden doorhakken
we would cut open
zouden doorhakken
you all would cut open
zouden doorhakken
they would cut open
Subjunctive bijzin mood
doorhakke
I cut open
doorhakke
you cut open
doorhakke
he/she/it cut open
doorhakke
we cut open
doorhakke
you all cut open
doorhakke
they cut open
Du
Ihr
Imperative mood
hak door
cut open
hakt
cut open

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

doorhangen
do
doorlekken
leak
doorpakken
do
doorzakken
sag

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cut open':

None found.
Learning languages?