Deduceren (to deduce) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of deduceren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
deduceer
I deduce
deduceert
you deduce
deduceert
he/she/it deduces
deduceren
we deduce
deduceren
you all deduce
deduceren
they deduce
Present perfect tense
heb gededuceerd
I have deduced
hebt gededuceerd
you have deduced
heeft gededuceerd
he/she/it has deduced
hebben gededuceerd
we have deduced
hebben gededuceerd
you all have deduced
hebben gededuceerd
they have deduced
Past tense
deduceerde
I deduced
deduceerde
you deduced
deduceerde
he/she/it deduced
deduceerden
we deduced
deduceerden
you all deduced
deduceerden
they deduced
Future tense
zal deduceren
I will deduce
zult deduceren
you will deduce
zal deduceren
he/she/it will deduce
zullen deduceren
we will deduce
zullen deduceren
you all will deduce
zullen deduceren
they will deduce
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou deduceren
I would deduce
zou deduceren
you would deduce
zou deduceren
he/she/it would deduce
zouden deduceren
we would deduce
zouden deduceren
you all would deduce
zouden deduceren
they would deduce
Subjunctive mood
deducere
I deduce
deducere
you deduce
deducere
he/she/it deduce
deducere
we deduce
deducere
you all deduce
deducere
they deduce
Past perfect tense
had gededuceerd
I had deduced
had gededuceerd
you had deduced
had gededuceerd
he/she/it had deduced
hadden gededuceerd
we had deduced
hadden gededuceerd
you all had deduced
hadden gededuceerd
they had deduced
Future perf.
zal gededuceerd hebben
I will have deduced
zal gededuceerd hebben
you will have deduced
zal gededuceerd hebben
he/she/it will have deduced
zullen gededuceerd hebben
we will have deduced
zullen gededuceerd hebben
you all will have deduced
zullen gededuceerd hebben
they will have deduced
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gededuceerd hebben
I would have deduced
zou gededuceerd hebben
you would have deduced
zou gededuceerd hebben
he/she/it would have deduced
zouden gededuceerd hebben
we would have deduced
zouden gededuceerd hebben
you all would have deduced
zouden gededuceerd hebben
they would have deduced
Du
Ihr
Imperative mood
deduceer
deduce
deduceert
deduce

Examples of deduceren

Example in DutchTranslation in English
Als u dieper graaft, zult u net als ik deduceren dat...Further, upon deeper reflection, you will deduce, as did l...
Ik kan onmogelijk deduceren zonder eigenhandig onderzoek.I'm unable to deduce without a first-hand examination.
We observeren, en dan deduceren we.We observe, and then we deduce.
Hij deduceerde het... maar ik heb haar nooit genoemd.But he knew because he deduced it. But I never spoke about her to anyone else, never.
Je deduceerde dat ik ga eten met Frasier en zijn moeder terwijl alles wat ik deed was het te zeggen in je aanwezigheid.You deduced l'm having dinner with Frasier and his mother when all l did was say it in your presence.
Waarschijnlijk deduceerde ik wat meer.No, I probably deduced a little more.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

abduceren
abduct
induceren
do
obduceren
do
reduceren
reduce

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'deduce':

None found.
Learning languages?