Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Computeren (to work at the computer) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
computer
computert
computert
computeren
computeren
computeren
Present perfect tense
heb gecomputerd
hebt gecomputerd
heeft gecomputerd
hebben gecomputerd
hebben gecomputerd
hebben gecomputerd
Past tense
computerde
computerde
computerde
computerden
computerden
computerden
Future tense
zal computeren
zult computeren
zal computeren
zullen computeren
zullen computeren
zullen computeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou computeren
zou computeren
zou computeren
zouden computeren
zouden computeren
zouden computeren
Subjunctive mood
computere
computere
computere
computere
computere
computere
Past perfect tense
had gecomputerd
had gecomputerd
had gecomputerd
hadden gecomputerd
hadden gecomputerd
hadden gecomputerd
Future perf.
zal gecomputerd hebben
zal gecomputerd hebben
zal gecomputerd hebben
zullen gecomputerd hebben
zullen gecomputerd hebben
zullen gecomputerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecomputerd hebben
zou gecomputerd hebben
zou gecomputerd hebben
zouden gecomputerd hebben
zouden gecomputerd hebben
zouden gecomputerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
computer
computert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

commuteren
commute
compareren
compact
competeren
compensate
compileren
compile
componeren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bulken
bellow
certificeren
certify
citeren
quote
colporteren
peddle
componeren
do
compromitteren
compress
computeriseren
computerize
conditioneren
stipulate
consecreren
consecrate
consumeren
consume

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'work at the computer':

None found.