Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Compareren (to compact) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
compareer
compareert
compareert
compareren
compareren
compareren
Present perfect tense
heb gecompareerd
hebt gecompareerd
heeft gecompareerd
hebben gecompareerd
hebben gecompareerd
hebben gecompareerd
Past tense
compareerde
compareerde
compareerde
compareerden
compareerden
compareerden
Future tense
zal compareren
zult compareren
zal compareren
zullen compareren
zullen compareren
zullen compareren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou compareren
zou compareren
zou compareren
zouden compareren
zouden compareren
zouden compareren
Subjunctive mood
comparere
comparere
comparere
comparere
comparere
comparere
Past perfect tense
had gecompareerd
had gecompareerd
had gecompareerd
hadden gecompareerd
hadden gecompareerd
hadden gecompareerd
Future perf.
zal gecompareerd hebben
zal gecompareerd hebben
zal gecompareerd hebben
zullen gecompareerd hebben
zullen gecompareerd hebben
zullen gecompareerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecompareerd hebben
zou gecompareerd hebben
zou gecompareerd hebben
zouden gecompareerd hebben
zouden gecompareerd hebben
zouden gecompareerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
compareer
compareert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

competeren
compensate
compileren
compile
componeren
do
computeren
work at the computer

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

braiseren
braise
buitensluiten
lock out
catalogeren
catalog
categoriseren
catalogue
collaboreren
collaborate
colporteren
peddle
compacteren
compact
compartimenteren
partition
concelebreren
concelebrate
congrueren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'compact':

None found.