Calculeren (to calculate) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of calculeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
calculeer
I calculate
calculeert
you calculate
calculeert
he/she/it calculates
calculeren
we calculate
calculeren
you all calculate
calculeren
they calculate
Present perfect tense
heb gecalculeerd
I have calculated
hebt gecalculeerd
you have calculated
heeft gecalculeerd
he/she/it has calculated
hebben gecalculeerd
we have calculated
hebben gecalculeerd
you all have calculated
hebben gecalculeerd
they have calculated
Past tense
calculeerde
I calculated
calculeerde
you calculated
calculeerde
he/she/it calculated
calculeerden
we calculated
calculeerden
you all calculated
calculeerden
they calculated
Future tense
zal calculeren
I will calculate
zult calculeren
you will calculate
zal calculeren
he/she/it will calculate
zullen calculeren
we will calculate
zullen calculeren
you all will calculate
zullen calculeren
they will calculate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou calculeren
I would calculate
zou calculeren
you would calculate
zou calculeren
he/she/it would calculate
zouden calculeren
we would calculate
zouden calculeren
you all would calculate
zouden calculeren
they would calculate
Subjunctive mood
calculere
I calculate
calculere
you calculate
calculere
he/she/it calculate
calculere
we calculate
calculere
you all calculate
calculere
they calculate
Past perfect tense
had gecalculeerd
I had calculated
had gecalculeerd
you had calculated
had gecalculeerd
he/she/it had calculated
hadden gecalculeerd
we had calculated
hadden gecalculeerd
you all had calculated
hadden gecalculeerd
they had calculated
Future perf.
zal gecalculeerd hebben
I will have calculated
zal gecalculeerd hebben
you will have calculated
zal gecalculeerd hebben
he/she/it will have calculated
zullen gecalculeerd hebben
we will have calculated
zullen gecalculeerd hebben
you all will have calculated
zullen gecalculeerd hebben
they will have calculated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecalculeerd hebben
I would have calculated
zou gecalculeerd hebben
you would have calculated
zou gecalculeerd hebben
he/she/it would have calculated
zouden gecalculeerd hebben
we would have calculated
zouden gecalculeerd hebben
you all would have calculated
zouden gecalculeerd hebben
they would have calculated
Du
Ihr
Imperative mood
calculeer
calculate
calculeert
calculate

Examples of calculeren

Example in DutchTranslation in English
- Bijna te hoog om te calculeren.- on a patient like this? - Almost too high to calculate.
Dan controleren zij uw familie stamboom en calculeren uw potentieelDWIGHT: Then they check your family tree and calculate future earnings potential.
Het enige wat me moeten doen is het probleem isoleren, een plan calculeren en een oplossing vinden.All we have to do is isolate the problem, calculate a plan and institute a solution.
Het kost tijd om te calculeren, maar er moeten twee of drie bestemmingen per maand uitkomen.It'll take time to calculate, but it should spit out two or three destinations a month.
Gune, calculeer hun koers.Gune, calculate their trajectory.
En de geneugten van de hemel worden zorgvuldig gecalculeerd.And the pleasures of heaven must be carefully calculated.
Je acties waren heel gecalculeerd en zonder emotie.Your actions were quite calculated in the void of emotion.
Ik weet dat ik misschien soms een beetje calculerend overkom... Misschien zelfs achterbaks voor jou, maar begrijp alsjeblieft... Dat hoort bij de taakomschrijving.I know that sometimes I must appear calculating, even duplicitous to you, but please understand it--it comes with the job description.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

calcineren
calcinate
circuleren
circulate

Similar but longer

incalculeren
factor

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'calculate':

None found.
Learning languages?