Calcineren (to calcinate) conjugation

Dutch

Conjugation of calcineren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
calcineer
I calcinate
calcineert
you calcinate
calcineert
he/she/it calcinates
calcineren
we calcinate
calcineren
you all calcinate
calcineren
they calcinate
Present perfect tense
heb gecalcineerd
I have calcinated
hebt gecalcineerd
you have calcinated
heeft gecalcineerd
he/she/it has calcinated
hebben gecalcineerd
we have calcinated
hebben gecalcineerd
you all have calcinated
hebben gecalcineerd
they have calcinated
Past tense
calcineerde
I calcinated
calcineerde
you calcinated
calcineerde
he/she/it calcinated
calcineerden
we calcinated
calcineerden
you all calcinated
calcineerden
they calcinated
Future tense
zal calcineren
I will calcinate
zult calcineren
you will calcinate
zal calcineren
he/she/it will calcinate
zullen calcineren
we will calcinate
zullen calcineren
you all will calcinate
zullen calcineren
they will calcinate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou calcineren
I would calcinate
zou calcineren
you would calcinate
zou calcineren
he/she/it would calcinate
zouden calcineren
we would calcinate
zouden calcineren
you all would calcinate
zouden calcineren
they would calcinate
Subjunctive mood
calcinere
I calcinate
calcinere
you calcinate
calcinere
he/she/it calcinate
calcinere
we calcinate
calcinere
you all calcinate
calcinere
they calcinate
Past perfect tense
had gecalcineerd
I had calcinated
had gecalcineerd
you had calcinated
had gecalcineerd
he/she/it had calcinated
hadden gecalcineerd
we had calcinated
hadden gecalcineerd
you all had calcinated
hadden gecalcineerd
they had calcinated
Future perf.
zal gecalcineerd hebben
I will have calcinated
zal gecalcineerd hebben
you will have calcinated
zal gecalcineerd hebben
he/she/it will have calcinated
zullen gecalcineerd hebben
we will have calcinated
zullen gecalcineerd hebben
you all will have calcinated
zullen gecalcineerd hebben
they will have calcinated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecalcineerd hebben
I would have calcinated
zou gecalcineerd hebben
you would have calcinated
zou gecalcineerd hebben
he/she/it would have calcinated
zouden gecalcineerd hebben
we would have calcinated
zouden gecalcineerd hebben
you all would have calcinated
zouden gecalcineerd hebben
they would have calcinated
Du
Ihr
Imperative mood
calcineer
calcinate
calcineert
calcinate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

calculeren
calculate

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

brillen
do
bruinbakken
do
buitmaken
plunder
bunkeren
do
bureaucratiseren
do
buren
do
cadanceren
do
calculeren
calculate
camoufleren
camouflage
checken
check

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'calcinate':

None found.
Learning languages?