Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Beregenen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
beregen
beregent
beregent
beregenen
beregenen
beregenen
Present perfect tense
heb beregend
hebt beregend
heeft beregend
hebben beregend
hebben beregend
hebben beregend
Past tense
beregende
beregende
beregende
beregenden
beregenden
beregenden
Future tense
zal beregenen
zult beregenen
zal beregenen
zullen beregenen
zullen beregenen
zullen beregenen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou beregenen
zou beregenen
zou beregenen
zouden beregenen
zouden beregenen
zouden beregenen
Subjunctive mood
beregene
beregene
beregene
beregene
beregene
beregene
Past perfect tense
had beregend
had beregend
had beregend
hadden beregend
hadden beregend
hadden beregend
Future perf.
zal beregend hebben
zal beregend hebben
zal beregend hebben
zullen beregend hebben
zullen beregend hebben
zullen beregend hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou beregend hebben
zou beregend hebben
zou beregend hebben
zouden beregend hebben
zouden beregend hebben
zouden beregend hebben
Du
Ihr
Imperative mood
beregen
beregent

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afregenen
do
bejegenen
treat
beregelen
do
berekenen
calculate
inregenen
rain from

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.