Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

afvechten

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of afvechten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vecht af
I do
vecht af
you do
vecht af
he/she/it does
vechten af
we do
vechten af
you all do
vechten af
they do
Present perfect tense
heb afgevochten
I have done
hebt afgevochten
you have done
heeft afgevochten
he/she/it has done
hebben afgevochten
we have done
hebben afgevochten
you all have done
hebben afgevochten
they have done
Past tense
vocht af
I did
vocht af
you did
vocht af
he/she/it did
vochten af
we did
vochten af
you all did
vochten af
they did
Future tense
zal afvechten
I will do
zult afvechten
you will do
zal afvechten
he/she/it will do
zullen afvechten
we will do
zullen afvechten
you all will do
zullen afvechten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afvechten
I would do
zou afvechten
you would do
zou afvechten
he/she/it would do
zouden afvechten
we would do
zouden afvechten
you all would do
zouden afvechten
they would do
Subjunctive mood
vechte af
I do
vechte af
you do
vechte af
he/she/it do
vechte af
we do
vechte af
you all do
vechte af
they do
Past perfect tense
had afgevochten
I had done
had afgevochten
you had done
had afgevochten
he/she/it had done
hadden afgevochten
we had done
hadden afgevochten
you all had done
hadden afgevochten
they had done
Future perf.
zal afgevochten hebben
I will have done
zal afgevochten hebben
you will have done
zal afgevochten hebben
he/she/it will have done
zullen afgevochten hebben
we will have done
zullen afgevochten hebben
you all will have done
zullen afgevochten hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgevochten hebben
I would have done
zou afgevochten hebben
you would have done
zou afgevochten hebben
he/she/it would have done
zouden afgevochten hebben
we would have done
zouden afgevochten hebben
you all would have done
zouden afgevochten hebben
they would have done
Present bijzin tense
afvecht
I do
afvecht
you do
afvecht
he/she/it does
afvechten
we do
afvechten
you all do
afvechten
they do
Past bijzin tense
afvocht
I did
afvocht
you did
afvocht
he/she/it did
afvochten
we did
afvochten
you all did
afvochten
they did
Future bijzin tense
zal afvechten
I will do
zult afvechten
you will do
zal afvechten
he/she/it will do
zullen afvechten
we will do
zullen afvechten
you all will do
zullen afvechten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afvechten
I would do
zou afvechten
you would do
zou afvechten
he/she/it would do
zouden afvechten
we would do
zouden afvechten
you all would do
zouden afvechten
they would do
Subjunctive bijzin mood
afvechte
I do
afvechte
you do
afvechte
he/she/it do
afvechte
we do
afvechte
you all do
afvechte
they do
Du
Ihr
Imperative mood
vecht af
do
vecht af
do