Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

aftypen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of aftypen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
typ af
I do
typt af
you do
typt af
he/she/it does
typen af
we do
typen af
you all do
typen af
they do
Present perfect tense
heb afgetypt
I have done
hebt afgetypt
you have done
heeft afgetypt
he/she/it has done
hebben afgetypt
we have done
hebben afgetypt
you all have done
hebben afgetypt
they have done
Past tense
typte af
I did
typte af
you did
typte af
he/she/it did
typten af
we did
typten af
you all did
typten af
they did
Future tense
zal aftypen
I will do
zult aftypen
you will do
zal aftypen
he/she/it will do
zullen aftypen
we will do
zullen aftypen
you all will do
zullen aftypen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aftypen
I would do
zou aftypen
you would do
zou aftypen
he/she/it would do
zouden aftypen
we would do
zouden aftypen
you all would do
zouden aftypen
they would do
Subjunctive mood
type af
I do
type af
you do
type af
he/she/it do
type af
we do
type af
you all do
type af
they do
Past perfect tense
had afgetypt
I had done
had afgetypt
you had done
had afgetypt
he/she/it had done
hadden afgetypt
we had done
hadden afgetypt
you all had done
hadden afgetypt
they had done
Future perf.
zal afgetypt hebben
I will have done
zal afgetypt hebben
you will have done
zal afgetypt hebben
he/she/it will have done
zullen afgetypt hebben
we will have done
zullen afgetypt hebben
you all will have done
zullen afgetypt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgetypt hebben
I would have done
zou afgetypt hebben
you would have done
zou afgetypt hebben
he/she/it would have done
zouden afgetypt hebben
we would have done
zouden afgetypt hebben
you all would have done
zouden afgetypt hebben
they would have done
Present bijzin tense
aftyp
I do
aftypt
you do
aftypt
he/she/it does
aftypen
we do
aftypen
you all do
aftypen
they do
Past bijzin tense
aftypte
I did
aftypte
you did
aftypte
he/she/it did
aftypten
we did
aftypten
you all did
aftypten
they did
Future bijzin tense
zal aftypen
I will do
zult aftypen
you will do
zal aftypen
he/she/it will do
zullen aftypen
we will do
zullen aftypen
you all will do
zullen aftypen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aftypen
I would do
zou aftypen
you would do
zou aftypen
he/she/it would do
zouden aftypen
we would do
zouden aftypen
you all would do
zouden aftypen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aftype
I do
aftype
you do
aftype
he/she/it do
aftype
we do
aftype
you all do
aftype
they do
Du
Ihr
Imperative mood
typ af
do
typt af
do