Aftanden (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aftanden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tand af
I do
tandt af
you do
tandt af
he/she/it does
tanden af
we do
tanden af
you all do
tanden af
they do
Present perfect tense
heb afgetand
I have done
hebt afgetand
you have done
heeft afgetand
he/she/it has done
hebben afgetand
we have done
hebben afgetand
you all have done
hebben afgetand
they have done
Past tense
tandde af
I did
tandde af
you did
tandde af
he/she/it did
tandden af
we did
tandden af
you all did
tandden af
they did
Future tense
zal aftanden
I will do
zult aftanden
you will do
zal aftanden
he/she/it will do
zullen aftanden
we will do
zullen aftanden
you all will do
zullen aftanden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aftanden
I would do
zou aftanden
you would do
zou aftanden
he/she/it would do
zouden aftanden
we would do
zouden aftanden
you all would do
zouden aftanden
they would do
Subjunctive mood
tande af
I do
tande af
you do
tande af
he/she/it do
tande af
we do
tande af
you all do
tande af
they do
Past perfect tense
had afgetand
I had done
had afgetand
you had done
had afgetand
he/she/it had done
hadden afgetand
we had done
hadden afgetand
you all had done
hadden afgetand
they had done
Future perf.
zal afgetand hebben
I will have done
zal afgetand hebben
you will have done
zal afgetand hebben
he/she/it will have done
zullen afgetand hebben
we will have done
zullen afgetand hebben
you all will have done
zullen afgetand hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgetand hebben
I would have done
zou afgetand hebben
you would have done
zou afgetand hebben
he/she/it would have done
zouden afgetand hebben
we would have done
zouden afgetand hebben
you all would have done
zouden afgetand hebben
they would have done
Present bijzin tense
aftand
I do
aftandt
you do
aftandt
he/she/it does
aftanden
we do
aftanden
you all do
aftanden
they do
Past bijzin tense
aftandde
I did
aftandde
you did
aftandde
he/she/it did
aftandden
we did
aftandden
you all did
aftandden
they did
Future bijzin tense
zal aftanden
I will do
zult aftanden
you will do
zal aftanden
he/she/it will do
zullen aftanden
we will do
zullen aftanden
you all will do
zullen aftanden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aftanden
I would do
zou aftanden
you would do
zou aftanden
he/she/it would do
zouden aftanden
we would do
zouden aftanden
you all would do
zouden aftanden
they would do
Subjunctive bijzin mood
aftande
I do
aftande
you do
aftande
he/she/it do
aftande
we do
aftande
you all do
aftande
they do
Du
Ihr
Imperative mood
tand af
do
tandt af
do

Examples of aftanden

Example in DutchTranslation in English
De tandarts vijlt een tand af...It's a crown, whereby a dentist files down an existing tooth...

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbinden
tie
afpanden
do
afponden
do
afranden
do
afronden
round up
aftaaien
piss off
aftakken
shunt
aftanken
refuel
aftappen
drain
aftarren
do
aftasten
scan
aftreden
kick down
afwenden
turn
afwinden
unwind
afzanden
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afplaggen
turf
afrekenen
pay
afschilderen
depict
afsnuiten
quarry
afspelen
play
afstelen
do
afstorten
deposit
aftakken
shunt
aftanken
refuel
afteren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?