Afschampen (to glance) conjugation

Dutch

Conjugation of afschampen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schamp af
I glance
schampt af
you glance
schampt af
he/she/it glances
schampen af
we glance
schampen af
you all glance
schampen af
they glance
Present perfect tense
ben afgeschampt
I have glanced
bent afgeschampt
you have glanced
is afgeschampt
he/she/it has glanced
zijn afgeschampt
we have glanced
zijn afgeschampt
you all have glanced
zijn afgeschampt
they have glanced
Past tense
schampte af
I glanced
schampte af
you glanced
schampte af
he/she/it glanced
schampten af
we glanced
schampten af
you all glanced
schampten af
they glanced
Future tense
zal afschampen
I will glance
zult afschampen
you will glance
zal afschampen
he/she/it will glance
zullen afschampen
we will glance
zullen afschampen
you all will glance
zullen afschampen
they will glance
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afschampen
I would glance
zou afschampen
you would glance
zou afschampen
he/she/it would glance
zouden afschampen
we would glance
zouden afschampen
you all would glance
zouden afschampen
they would glance
Subjunctive mood
schampe af
I glance
schampe af
you glance
schampe af
he/she/it glance
schampe af
we glance
schampe af
you all glance
schampe af
they glance
Past perfect tense
was afgeschampt
I had glanced
was afgeschampt
you had glanced
was afgeschampt
he/she/it had glanced
waren afgeschampt
we had glanced
waren afgeschampt
you all had glanced
waren afgeschampt
they had glanced
Future perf.
zal afgeschampt zijn
I will have glanced
zal afgeschampt zijn
you will have glanced
zal afgeschampt zijn
he/she/it will have glanced
zullen afgeschampt zijn
we will have glanced
zullen afgeschampt zijn
you all will have glanced
zullen afgeschampt zijn
they will have glanced
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeschampt zijn
I would have glanced
zou afgeschampt zijn
you would have glanced
zou afgeschampt zijn
he/she/it would have glanced
zouden afgeschampt zijn
we would have glanced
zouden afgeschampt zijn
you all would have glanced
zouden afgeschampt zijn
they would have glanced
Present bijzin tense
afschamp
I glance
afschampt
you glance
afschampt
he/she/it glances
afschampen
we glance
afschampen
you all glance
afschampen
they glance
Past bijzin tense
afschampte
I glanced
afschampte
you glanced
afschampte
he/she/it glanced
afschampten
we glanced
afschampten
you all glanced
afschampten
they glanced
Future bijzin tense
zal afschampen
I will glance
zult afschampen
you will glance
zal afschampen
he/she/it will glance
zullen afschampen
we will glance
zullen afschampen
you all will glance
zullen afschampen
they will glance
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afschampen
I would glance
zou afschampen
you would glance
zou afschampen
he/she/it would glance
zouden afschampen
we would glance
zouden afschampen
you all would glance
zouden afschampen
they would glance
Subjunctive bijzin mood
afschampe
I glance
afschampe
you glance
afschampe
he/she/it glance
afschampe
we glance
afschampe
you all glance
afschampe
they glance
Du
Ihr
Imperative mood
schamp af
glance
schampt af
glance

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afschaffen
put down
afschansen
do
afscharren
do
afschatten
do
afscheppen
do
afschoppen
do
afschrapen
scrap

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afrabbelen
do
afraspen
rasp off
afrepelen
ripple
afrijgen
do
afromen
unreel
afrukken
do
afschalen
do
afschansen
do
afschuren
abrade
afsjokken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'glance':

None found.
Learning languages?