Afragen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of afragen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
raag af
I do
raagt af
you do
raagt af
he/she/it does
ragen af
we do
ragen af
you all do
ragen af
they do
Present perfect tense
heb afgeraagd
I have done
hebt afgeraagd
you have done
heeft afgeraagd
he/she/it has done
hebben afgeraagd
we have done
hebben afgeraagd
you all have done
hebben afgeraagd
they have done
Past tense
raagde af
I did
raagde af
you did
raagde af
he/she/it did
raagden af
we did
raagden af
you all did
raagden af
they did
Future tense
zal afragen
I will do
zult afragen
you will do
zal afragen
he/she/it will do
zullen afragen
we will do
zullen afragen
you all will do
zullen afragen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afragen
I would do
zou afragen
you would do
zou afragen
he/she/it would do
zouden afragen
we would do
zouden afragen
you all would do
zouden afragen
they would do
Subjunctive mood
rage af
I do
rage af
you do
rage af
he/she/it do
rage af
we do
rage af
you all do
rage af
they do
Past perfect tense
had afgeraagd
I had done
had afgeraagd
you had done
had afgeraagd
he/she/it had done
hadden afgeraagd
we had done
hadden afgeraagd
you all had done
hadden afgeraagd
they had done
Future perf.
zal afgeraagd hebben
I will have done
zal afgeraagd hebben
you will have done
zal afgeraagd hebben
he/she/it will have done
zullen afgeraagd hebben
we will have done
zullen afgeraagd hebben
you all will have done
zullen afgeraagd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeraagd hebben
I would have done
zou afgeraagd hebben
you would have done
zou afgeraagd hebben
he/she/it would have done
zouden afgeraagd hebben
we would have done
zouden afgeraagd hebben
you all would have done
zouden afgeraagd hebben
they would have done
Present bijzin tense
afraag
I do
afraagt
you do
afraagt
he/she/it does
afragen
we do
afragen
you all do
afragen
they do
Past bijzin tense
afraagde
I did
afraagde
you did
afraagde
he/she/it did
afraagden
we did
afraagden
you all did
afraagden
they did
Future bijzin tense
zal afragen
I will do
zult afragen
you will do
zal afragen
he/she/it will do
zullen afragen
we will do
zullen afragen
you all will do
zullen afragen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afragen
I would do
zou afragen
you would do
zou afragen
he/she/it would do
zouden afragen
we would do
zouden afragen
you all would do
zouden afragen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afrage
I do
afrage
you do
afrage
he/she/it do
afrage
we do
afrage
you all do
afrage
they do
Du
Ihr
Imperative mood
raag af
do
raagt af
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afhogen
do
afjagen
hunt
aflogen
do
afraden
do
afraken
come off
afrapen
do
afreden
drove off
afrepen
do
afroken
do
afromen
unreel
afroven
do
afruien
do
afvagen
do
afvegen
wipe
afwegen
weigh

Similar but longer

afdragen
wear out
afraggen
do
afvragen
wonder

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?