Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Afluizen (to do) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
luis af
luist af
luist af
luizen af
luizen af
luizen af
Present perfect tense
heb afgeluisd
hebt afgeluisd
heeft afgeluisd
hebben afgeluisd
hebben afgeluisd
hebben afgeluisd
Past tense
luisde af
luisde af
luisde af
luisden af
luisden af
luisden af
Future tense
zal afluizen
zult afluizen
zal afluizen
zullen afluizen
zullen afluizen
zullen afluizen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afluizen
zou afluizen
zou afluizen
zouden afluizen
zouden afluizen
zouden afluizen
Subjunctive mood
luize af
luize af
luize af
luize af
luize af
luize af
Past perfect tense
had afgeluisd
had afgeluisd
had afgeluisd
hadden afgeluisd
hadden afgeluisd
hadden afgeluisd
Future perf.
zal afgeluisd hebben
zal afgeluisd hebben
zal afgeluisd hebben
zullen afgeluisd hebben
zullen afgeluisd hebben
zullen afgeluisd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeluisd hebben
zou afgeluisd hebben
zou afgeluisd hebben
zouden afgeluisd hebben
zouden afgeluisd hebben
zouden afgeluisd hebben
Present bijzin tense
afluis
afluist
afluist
afluizen
afluizen
afluizen
Past bijzin tense
afluisde
afluisde
afluisde
afluisden
afluisden
afluisden
Future bijzin tense
zal afluizen
zult afluizen
zal afluizen
zullen afluizen
zullen afluizen
zullen afluizen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afluizen
zou afluizen
zou afluizen
zouden afluizen
zouden afluizen
zouden afluizen
Subjunctive bijzin mood
afluize
afluize
afluize
afluize
afluize
afluize
Du
Ihr
Imperative mood
luis af
luist af

Examples of afluizen

Example in DutchTranslation in English
- Hoe kom je van luizen af? .How do you get rid of a pest like an aphid?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aflenzen
do
afreizen
do
inluizen
do

Similar but longer

afpluizen
do

Random

afharden
harden
afknoeien
do
afkraken
slate
afkrijgen
get done
afleggen
smooch
afluisteren
eavesdrop
afmaaien
mow
afmatten
exhaust
afnokken
do
afplatten
flatten

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.