Afbijten (to bite off) conjugation

Dutch
14 examples

Conjugation of afbijten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bijt af
I bite off
bijt af
you bite off
bijt af
he/she/it bites off
bijten af
we bite off
bijten af
you all bite off
bijten af
they bite off
Present perfect tense
heb afgebeten
I have bitten off
hebt afgebeten
you have bitten off
heeft afgebeten
he/she/it has bitten off
hebben afgebeten
we have bitten off
hebben afgebeten
you all have bitten off
hebben afgebeten
they have bitten off
Past tense
beet af
I bit off
beet af
you bit off
beet af
he/she/it bit off
beten af
we bit off
beten af
you all bit off
beten af
they bit off
Future tense
zal afbijten
I will bite off
zult afbijten
you will bite off
zal afbijten
he/she/it will bite off
zullen afbijten
we will bite off
zullen afbijten
you all will bite off
zullen afbijten
they will bite off
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afbijten
I would bite off
zou afbijten
you would bite off
zou afbijten
he/she/it would bite off
zouden afbijten
we would bite off
zouden afbijten
you all would bite off
zouden afbijten
they would bite off
Subjunctive mood
bijte af
I bite off
bijte af
you bite off
bijte af
he/she/it bite off
bijte af
we bite off
bijte af
you all bite off
bijte af
they bite off
Past perfect tense
had afgebeten
I had bitten off
had afgebeten
you had bitten off
had afgebeten
he/she/it had bitten off
hadden afgebeten
we had bitten off
hadden afgebeten
you all had bitten off
hadden afgebeten
they had bitten off
Future perf.
zal afgebeten hebben
I will have bitten off
zal afgebeten hebben
you will have bitten off
zal afgebeten hebben
he/she/it will have bitten off
zullen afgebeten hebben
we will have bitten off
zullen afgebeten hebben
you all will have bitten off
zullen afgebeten hebben
they will have bitten off
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgebeten hebben
I would have bitten off
zou afgebeten hebben
you would have bitten off
zou afgebeten hebben
he/she/it would have bitten off
zouden afgebeten hebben
we would have bitten off
zouden afgebeten hebben
you all would have bitten off
zouden afgebeten hebben
they would have bitten off
Present bijzin tense
afbijt
I bite off
afbijt
you bite off
afbijt
he/she/it bites off
afbijten
we bite off
afbijten
you all bite off
afbijten
they bite off
Past bijzin tense
afbeet
I bit off
afbeet
you bit off
afbeet
he/she/it bit off
afbeten
we bit off
afbeten
you all bit off
afbeten
they bit off
Future bijzin tense
zal afbijten
I will bite off
zult afbijten
you will bite off
zal afbijten
he/she/it will bite off
zullen afbijten
we will bite off
zullen afbijten
you all will bite off
zullen afbijten
they will bite off
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afbijten
I would bite off
zou afbijten
you would bite off
zou afbijten
he/she/it would bite off
zouden afbijten
we would bite off
zouden afbijten
you all would bite off
zouden afbijten
they would bite off
Subjunctive bijzin mood
afbijte
I bite off
afbijte
you bite off
afbijte
he/she/it bite off
afbijte
we bite off
afbijte
you all bite off
afbijte
they bite off
Du
Ihr
Imperative mood
bijt af
bite off
bijt af
bite off

Examples of afbijten

Example in DutchTranslation in English
- Hoe kan ze haar eigen oor afbijten?It's definitely not her ear. How could she bite off her own ear?
Dat is normaal als iemand je oor wil afbijten.Well, it's understandable. She did try to bite off your ear.
Een beer kan een eland niet de kop afbijten.Hmm. I don't think a bear could bite off a moose's head.
Het engste wat ik dit seizoen moest doen... is 'n oor afbijten en 't in z'n gezicht spugen.The most weird thing I've had to do this season is to bite off a man's ear and spit it in his face.
Hij wilde haar knopen afbijten.Tried to bite off her buttons.
- Vals alarm. Ze hebben een haai opgespoord en die heeft vast... 't deel van de zeehond afgebeten met de zender.What they tracked down was a shark... and he must've bitten off the part of the seal with the tracking device on it.
Als een soort gelei baby, nadat het hoofd is afgebeten.Sort of like a jelly baby, after its head's been bitten off.
Dan zien zij hoe Scott Tenormans... piemel wordt afgebeten.Then they could meet Scott Tenorman and see him get his wiener bitten off by a pony.
De schorpioenvis zal weleens iets van de krab afgebeten hebben wat hij niet kan eten.The Irish lord may have bitten off more than he can chew.
Deze zijn met een niet zo scherp mes bijgesneden. En deze zijn afgebeten... door gave tanden.These have been cut by a not very sharp knife and these have had their ends bitten off by a set of very excellent teeth.
- Nee, ik wil niet dat je je tong afbijt.No, I just don't want you to bite off your tongue.
Als die pony Scotts piemel afbijt... gaat Scott huilen... en vindt Radiohead hem niet cool.- Don't you see? If I can get this pony to bite off Scott's wiener in front of Radiohead, then Scott would cry, and if he cries, then Radiohead will think Scott Tenorman is totally not cool.
Het boeit me niet hoeveel leguanen je nog de kop afbijt, wij gaan naar de regionalen.I don't care how many lizard heads you bite off. We're going to regionals.
Ik wil niet dat je je tong afbijt.Don't want you to bite off your tongue, now, do we?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbetten
dab
afbidden
do
afbieden
keep bidding
afbiezen
do
afbikken
do
afbinden
tie
afboeten
do
afrijten
do
inbijten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bite off':

None found.
Learning languages?