Aanzwepen (to urge on) conjugation

Dutch

Conjugation of aanzwepen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zweep aan
I urge on
zweept aan
you urge on
zweept aan
he/she/it urges on
zwepen aan
we urge on
zwepen aan
you all urge on
zwepen aan
they urge on
Present perfect tense
heb aangezweept
I have urged on
hebt aangezweept
you have urged on
heeft aangezweept
he/she/it has urged on
hebben aangezweept
we have urged on
hebben aangezweept
you all have urged on
hebben aangezweept
they have urged on
Past tense
zweepte aan
I urged on
zweepte aan
you urged on
zweepte aan
he/she/it urged on
zweepten aan
we urged on
zweepten aan
you all urged on
zweepten aan
they urged on
Future tense
zal aanzwepen
I will urge on
zult aanzwepen
you will urge on
zal aanzwepen
he/she/it will urge on
zullen aanzwepen
we will urge on
zullen aanzwepen
you all will urge on
zullen aanzwepen
they will urge on
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanzwepen
I would urge on
zou aanzwepen
you would urge on
zou aanzwepen
he/she/it would urge on
zouden aanzwepen
we would urge on
zouden aanzwepen
you all would urge on
zouden aanzwepen
they would urge on
Subjunctive mood
zwepe aan
I urge on
zwepe aan
you urge on
zwepe aan
he/she/it urge on
zwepe aan
we urge on
zwepe aan
you all urge on
zwepe aan
they urge on
Past perfect tense
had aangezweept
I had urged on
had aangezweept
you had urged on
had aangezweept
he/she/it had urged on
hadden aangezweept
we had urged on
hadden aangezweept
you all had urged on
hadden aangezweept
they had urged on
Future perf.
zal aangezweept hebben
I will have urged on
zal aangezweept hebben
you will have urged on
zal aangezweept hebben
he/she/it will have urged on
zullen aangezweept hebben
we will have urged on
zullen aangezweept hebben
you all will have urged on
zullen aangezweept hebben
they will have urged on
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangezweept hebben
I would have urged on
zou aangezweept hebben
you would have urged on
zou aangezweept hebben
he/she/it would have urged on
zouden aangezweept hebben
we would have urged on
zouden aangezweept hebben
you all would have urged on
zouden aangezweept hebben
they would have urged on
Present bijzin tense
aanzweep
I urge on
aanzweept
you urge on
aanzweept
he/she/it urges on
aanzwepen
we urge on
aanzwepen
you all urge on
aanzwepen
they urge on
Past bijzin tense
aanzweepte
I urged on
aanzweepte
you urged on
aanzweepte
he/she/it urged on
aanzweepten
we urged on
aanzweepten
you all urged on
aanzweepten
they urged on
Future bijzin tense
zal aanzwepen
I will urge on
zult aanzwepen
you will urge on
zal aanzwepen
he/she/it will urge on
zullen aanzwepen
we will urge on
zullen aanzwepen
you all will urge on
zullen aanzwepen
they will urge on
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanzwepen
I would urge on
zou aanzwepen
you would urge on
zou aanzwepen
he/she/it would urge on
zouden aanzwepen
we would urge on
zouden aanzwepen
you all would urge on
zouden aanzwepen
they would urge on
Subjunctive bijzin mood
aanzwepe
I urge on
aanzwepe
you urge on
aanzwepe
he/she/it urge on
aanzwepe
we urge on
aanzwepe
you all urge on
aanzwepe
they urge on
Du
Ihr
Imperative mood
zweep aan
urge on
zweept aan
urge on

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aandiepen
press elms
aanroepen
invoke
aanslepen
do
aanzweten
do
aanzweven
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'urge on':

None found.
Learning languages?