Aanstouwen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of aanstouwen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stouw aan
I do
stouwt aan
you do
stouwt aan
he/she/it does
stouwen aan
we do
stouwen aan
you all do
stouwen aan
they do
Present perfect tense
heb aangestouwd
I have done
hebt aangestouwd
you have done
heeft aangestouwd
he/she/it has done
hebben aangestouwd
we have done
hebben aangestouwd
you all have done
hebben aangestouwd
they have done
Past tense
stouwde aan
I did
stouwde aan
you did
stouwde aan
he/she/it did
stouwden aan
we did
stouwden aan
you all did
stouwden aan
they did
Future tense
zal aanstouwen
I will do
zult aanstouwen
you will do
zal aanstouwen
he/she/it will do
zullen aanstouwen
we will do
zullen aanstouwen
you all will do
zullen aanstouwen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanstouwen
I would do
zou aanstouwen
you would do
zou aanstouwen
he/she/it would do
zouden aanstouwen
we would do
zouden aanstouwen
you all would do
zouden aanstouwen
they would do
Subjunctive mood
stouwe aan
I do
stouwe aan
you do
stouwe aan
he/she/it do
stouwe aan
we do
stouwe aan
you all do
stouwe aan
they do
Past perfect tense
had aangestouwd
I had done
had aangestouwd
you had done
had aangestouwd
he/she/it had done
hadden aangestouwd
we had done
hadden aangestouwd
you all had done
hadden aangestouwd
they had done
Future perf.
zal aangestouwd hebben
I will have done
zal aangestouwd hebben
you will have done
zal aangestouwd hebben
he/she/it will have done
zullen aangestouwd hebben
we will have done
zullen aangestouwd hebben
you all will have done
zullen aangestouwd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangestouwd hebben
I would have done
zou aangestouwd hebben
you would have done
zou aangestouwd hebben
he/she/it would have done
zouden aangestouwd hebben
we would have done
zouden aangestouwd hebben
you all would have done
zouden aangestouwd hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanstouw
I do
aanstouwt
you do
aanstouwt
he/she/it does
aanstouwen
we do
aanstouwen
you all do
aanstouwen
they do
Past bijzin tense
aanstouwde
I did
aanstouwde
you did
aanstouwde
he/she/it did
aanstouwden
we did
aanstouwden
you all did
aanstouwden
they did
Future bijzin tense
zal aanstouwen
I will do
zult aanstouwen
you will do
zal aanstouwen
he/she/it will do
zullen aanstouwen
we will do
zullen aanstouwen
you all will do
zullen aanstouwen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanstouwen
I would do
zou aanstouwen
you would do
zou aanstouwen
he/she/it would do
zouden aanstouwen
we would do
zouden aanstouwen
you all would do
zouden aanstouwen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanstouwe
I do
aanstouwe
you do
aanstouwe
he/she/it do
aanstouwe
we do
aanstouwe
you all do
aanstouwe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
stouw aan
do
stouwt aan
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aansjouwen
drag along
aansnauwen
snap at
aanstoppen
and pointing
aanstormen
do
aanstorten
grout

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?