Aanstormen (to do) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of aanstormen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
storm aan
I do
stormt aan
you do
stormt aan
he/she/it does
stormen aan
we do
stormen aan
you all do
stormen aan
they do
Present perfect tense
ben aangestormd
I have done
bent aangestormd
you have done
is aangestormd
he/she/it has done
zijn aangestormd
we have done
zijn aangestormd
you all have done
zijn aangestormd
they have done
Past tense
stormde aan
I did
stormde aan
you did
stormde aan
he/she/it did
stormden aan
we did
stormden aan
you all did
stormden aan
they did
Future tense
zal aanstormen
I will do
zult aanstormen
you will do
zal aanstormen
he/she/it will do
zullen aanstormen
we will do
zullen aanstormen
you all will do
zullen aanstormen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanstormen
I would do
zou aanstormen
you would do
zou aanstormen
he/she/it would do
zouden aanstormen
we would do
zouden aanstormen
you all would do
zouden aanstormen
they would do
Subjunctive mood
storme aan
I do
storme aan
you do
storme aan
he/she/it do
storme aan
we do
storme aan
you all do
storme aan
they do
Past perfect tense
was aangestormd
I had done
was aangestormd
you had done
was aangestormd
he/she/it had done
waren aangestormd
we had done
waren aangestormd
you all had done
waren aangestormd
they had done
Future perf.
zal aangestormd zijn
I will have done
zal aangestormd zijn
you will have done
zal aangestormd zijn
he/she/it will have done
zullen aangestormd zijn
we will have done
zullen aangestormd zijn
you all will have done
zullen aangestormd zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangestormd zijn
I would have done
zou aangestormd zijn
you would have done
zou aangestormd zijn
he/she/it would have done
zouden aangestormd zijn
we would have done
zouden aangestormd zijn
you all would have done
zouden aangestormd zijn
they would have done
Present bijzin tense
aanstorm
I do
aanstormt
you do
aanstormt
he/she/it does
aanstormen
we do
aanstormen
you all do
aanstormen
they do
Past bijzin tense
aanstormde
I did
aanstormde
you did
aanstormde
he/she/it did
aanstormden
we did
aanstormden
you all did
aanstormden
they did
Future bijzin tense
zal aanstormen
I will do
zult aanstormen
you will do
zal aanstormen
he/she/it will do
zullen aanstormen
we will do
zullen aanstormen
you all will do
zullen aanstormen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanstormen
I would do
zou aanstormen
you would do
zou aanstormen
he/she/it would do
zouden aanstormen
we would do
zouden aanstormen
you all would do
zouden aanstormen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanstorme
I do
aanstorme
you do
aanstorme
he/she/it do
aanstorme
we do
aanstorme
you all do
aanstorme
they do
Du
Ihr
Imperative mood
storm aan
do
stormt aan
do

Examples of aanstormen

Example in DutchTranslation in English
Een klein gebaar, maar voor mij... Plotseling kwam Mr Hellman aanstormen. En ik moest mezelf verdedigen.a small sture, but for me... then suddenly mr.hellman came charging, and i had to defend myself-- something i had never done, something i thought myself incapable of doing.
Ik mis het hem zien komen aanstormen door de woestijn... met 'n gevangen haas tegen 100 km per uur.I miss watching him out on the high desert bringing down jackrabbits at 70 miles an hour.
De Ranger Service moedigt deze in de baan van de storm aan om binnen te blijven.TheRangerService encouragesthose inthestorm'spath tostayindoors.
Er komt een grote storm aan.What are you doing here?
Homer, we waren net op een storm aan het jagen.Hey, Homer, we were just doing a little storm chasing.
Je wordt niet kwaad op 'n storm aan de horizon.You don't feel anger toward a storm on the horizon. You just avoid it.
Of trekken woonwagenparken echt stormen aan?Or is it true they're really tornado magnets?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanstoppen
and pointing
aanstorten
grout
aanstouwen
do
aanstromen
flow towards

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanpikken
hitch
aansnauwen
snap at
aanspoelen
approach speedily
aanstaren
stare
aanstoken
abet
aanstomen
do
aanstoppen
and pointing
aanstorten
grout
aanstouwen
do
aantuigen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?