Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aansnauwen (to snap at) conjugation

Dutch

Conjugation of aansnauwen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snauw aan
I snap at
snauwt aan
you snap at
snauwt aan
he/she/it snaps at
snauwen aan
we snap at
snauwen aan
you all snap at
snauwen aan
they snap at
Present perfect tense
heb aangesnauwd
I have snapped at
hebt aangesnauwd
you have snapped at
heeft aangesnauwd
he/she/it has snapped at
hebben aangesnauwd
we have snapped at
hebben aangesnauwd
you all have snapped at
hebben aangesnauwd
they have snapped at
Past tense
snauwde aan
I snapped at
snauwde aan
you snapped at
snauwde aan
he/she/it snapped at
snauwden aan
we snapped at
snauwden aan
you all snapped at
snauwden aan
they snapped at
Future tense
zal aansnauwen
I will snap at
zult aansnauwen
you will snap at
zal aansnauwen
he/she/it will snap at
zullen aansnauwen
we will snap at
zullen aansnauwen
you all will snap at
zullen aansnauwen
they will snap at
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aansnauwen
I would snap at
zou aansnauwen
you would snap at
zou aansnauwen
he/she/it would snap at
zouden aansnauwen
we would snap at
zouden aansnauwen
you all would snap at
zouden aansnauwen
they would snap at
Subjunctive mood
snauwe aan
I snap at
snauwe aan
you snap at
snauwe aan
he/she/it snap at
snauwe aan
we snap at
snauwe aan
you all snap at
snauwe aan
they snap at
Past perfect tense
had aangesnauwd
I had snapped at
had aangesnauwd
you had snapped at
had aangesnauwd
he/she/it had snapped at
hadden aangesnauwd
we had snapped at
hadden aangesnauwd
you all had snapped at
hadden aangesnauwd
they had snapped at
Future perf.
zal aangesnauwd hebben
I will have snapped at
zal aangesnauwd hebben
you will have snapped at
zal aangesnauwd hebben
he/she/it will have snapped at
zullen aangesnauwd hebben
we will have snapped at
zullen aangesnauwd hebben
you all will have snapped at
zullen aangesnauwd hebben
they will have snapped at
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangesnauwd hebben
I would have snapped at
zou aangesnauwd hebben
you would have snapped at
zou aangesnauwd hebben
he/she/it would have snapped at
zouden aangesnauwd hebben
we would have snapped at
zouden aangesnauwd hebben
you all would have snapped at
zouden aangesnauwd hebben
they would have snapped at
Present bijzin tense
aansnauw
I snap at
aansnauwt
you snap at
aansnauwt
he/she/it snaps at
aansnauwen
we snap at
aansnauwen
you all snap at
aansnauwen
they snap at
Past bijzin tense
aansnauwde
I snapped at
aansnauwde
you snapped at
aansnauwde
he/she/it snapped at
aansnauwden
we snapped at
aansnauwden
you all snapped at
aansnauwden
they snapped at
Future bijzin tense
zal aansnauwen
I will snap at
zult aansnauwen
you will snap at
zal aansnauwen
he/she/it will snap at
zullen aansnauwen
we will snap at
zullen aansnauwen
you all will snap at
zullen aansnauwen
they will snap at
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aansnauwen
I would snap at
zou aansnauwen
you would snap at
zou aansnauwen
he/she/it would snap at
zouden aansnauwen
we would snap at
zouden aansnauwen
you all would snap at
zouden aansnauwen
they would snap at
Subjunctive bijzin mood
aansnauwe
I snap at
aansnauwe
you snap at
aansnauwe
he/she/it snap at
aansnauwe
we snap at
aansnauwe
you all snap at
aansnauwe
they snap at
Du
Ihr
Imperative mood
snauw aan
snap at
snauwt aan
snap at

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aangrauwen
do
aansjouwen
drag along
aanstouwen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanlijmen
band material
aanpappen
pick up
aanprikkelen
do
aanrommelen
mess around
aanschrappen
tick
aansmijten
throw on
aansnellen
rush
aanstappen
step out
aansterven
do
aanstrompelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'snap at':

None found.