Dutch
Afrikaans
Albanian
Arabic
Azeri
Basque
Catalan
Danish
Dutch
English
Esperanto
Estonian
Faroese
Finnish verbs
Finnish adjectives
Finnish nouns
French
German
Hawaiian
Hebrew
Hungarian
Icelandic
Indonesian
Italian
Japanese
Latvian
Lithuanian
Macedonian
Malay
Maltese
Maori
Modern Greek
Norwegian
Persian
Polish
Portuguese
Quechua
Romanian
Russian verbs
Russian adjectives
Russian nouns
Spanish
Swedish
Thai
Turkish
Vietnamese
Speak any language with confidence
Take our quick quiz to start your journey to fluency today!
Get started
Search
Aankloppen (to knock at the door) conjugation
Dutch
Conjugation of aankloppen
Translation
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klop aan
I knock at the door
klopt aan
you knock at the door
klopt aan
he/she/it knocks at the door
kloppen aan
we knock at the door
kloppen aan
you all knock at the door
kloppen aan
they knock at the door
Present perfect tense
heb aangeklopt
I have knocked at the door
hebt aangeklopt
you have knocked at the door
heeft aangeklopt
he/she/it has knocked at the door
hebben aangeklopt
we have knocked at the door
hebben aangeklopt
you all have knocked at the door
hebben aangeklopt
they have knocked at the door
Past tense
klopte aan
I knocked at the door
klopte aan
you knocked at the door
klopte aan
he/she/it knocked at the door
klopten aan
we knocked at the door
klopten aan
you all knocked at the door
klopten aan
they knocked at the door
Future tense
zal aankloppen
I will knock at the door
zult aankloppen
you will knock at the door
zal aankloppen
he/she/it will knock at the door
zullen aankloppen
we will knock at the door
zullen aankloppen
you all will knock at the door
zullen aankloppen
they will knock at the door
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aankloppen
I would knock at the door
zou aankloppen
you would knock at the door
zou aankloppen
he/she/it would knock at the door
zouden aankloppen
we would knock at the door
zouden aankloppen
you all would knock at the door
zouden aankloppen
they would knock at the door
Subjunctive mood
kloppe aan
I knock at the door
kloppe aan
you knock at the door
kloppe aan
he/she/it knock at the door
kloppe aan
we knock at the door
kloppe aan
you all knock at the door
kloppe aan
they knock at the door
Past perfect tense
had aangeklopt
I had knocked at the door
had aangeklopt
you had knocked at the door
had aangeklopt
he/she/it had knocked at the door
hadden aangeklopt
we had knocked at the door
hadden aangeklopt
you all had knocked at the door
hadden aangeklopt
they had knocked at the door
Future perf.
zal aangeklopt hebben
I will have knocked at the door
zal aangeklopt hebben
you will have knocked at the door
zal aangeklopt hebben
he/she/it will have knocked at the door
zullen aangeklopt hebben
we will have knocked at the door
zullen aangeklopt hebben
you all will have knocked at the door
zullen aangeklopt hebben
they will have knocked at the door
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeklopt hebben
I would have knocked at the door
zou aangeklopt hebben
you would have knocked at the door
zou aangeklopt hebben
he/she/it would have knocked at the door
zouden aangeklopt hebben
we would have knocked at the door
zouden aangeklopt hebben
you all would have knocked at the door
zouden aangeklopt hebben
they would have knocked at the door
Present bijzin tense
aanklop
I knock at the door
aanklopt
you knock at the door
aanklopt
he/she/it knocks at the door
aankloppen
we knock at the door
aankloppen
you all knock at the door
aankloppen
they knock at the door
Past bijzin tense
aanklopte
I knocked at the door
aanklopte
you knocked at the door
aanklopte
he/she/it knocked at the door
aanklopten
we knocked at the door
aanklopten
you all knocked at the door
aanklopten
they knocked at the door
Future bijzin tense
zal aankloppen
I will knock at the door
zult aankloppen
you will knock at the door
zal aankloppen
he/she/it will knock at the door
zullen aankloppen
we will knock at the door
zullen aankloppen
you all will knock at the door
zullen aankloppen
they will knock at the door
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aankloppen
I would knock at the door
zou aankloppen
you would knock at the door
zou aankloppen
he/she/it would knock at the door
zouden aankloppen
we would knock at the door
zouden aankloppen
you all would knock at the door
zouden aankloppen
they would knock at the door
Subjunctive bijzin mood
aankloppe
I knock at the door
aankloppe
you knock at the door
aankloppe
he/she/it knock at the door
aankloppe
we knock at the door
aankloppe
you all knock at the door
aankloppe
they knock at the door
Du
Ihr
Imperative mood
klop aan
knock at the door
klopt aan
knock at the door
More Dutch verbs
Related
Not found
We have none.
Similar
aanklampen
accuse
aanklooien
fool around
aanklossen
do
aanklotsen
do
aanknippen
flip a switch
aanstoppen
and pointing
Similar but longer
Not found
We have none.
Random
aaneenzitten
do
aangroeien
do
aanhuppelen
do
aanklemmen
do
aanklooien
fool around
aanklossen
do
aankloten
do
aankrijgen
succeed in getting on
aanlijnen
kitten
aanmaken
produce
Other Dutch verbs with the meaning similar to 'knock at the door':
None found.