Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

aanklossen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of aanklossen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klos aan
I do
klost aan
you do
klost aan
he/she/it does
klossen aan
we do
klossen aan
you all do
klossen aan
they do
Present perfect tense
heb aangeklost
I have done
hebt aangeklost
you have done
heeft aangeklost
he/she/it has done
hebben aangeklost
we have done
hebben aangeklost
you all have done
hebben aangeklost
they have done
Past tense
kloste aan
I did
kloste aan
you did
kloste aan
he/she/it did
klosten aan
we did
klosten aan
you all did
klosten aan
they did
Future tense
zal aanklossen
I will do
zult aanklossen
you will do
zal aanklossen
he/she/it will do
zullen aanklossen
we will do
zullen aanklossen
you all will do
zullen aanklossen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanklossen
I would do
zou aanklossen
you would do
zou aanklossen
he/she/it would do
zouden aanklossen
we would do
zouden aanklossen
you all would do
zouden aanklossen
they would do
Subjunctive mood
klosse aan
I do
klosse aan
you do
klosse aan
he/she/it do
klosse aan
we do
klosse aan
you all do
klosse aan
they do
Past perfect tense
had aangeklost
I had done
had aangeklost
you had done
had aangeklost
he/she/it had done
hadden aangeklost
we had done
hadden aangeklost
you all had done
hadden aangeklost
they had done
Future perf.
zal aangeklost hebben
I will have done
zal aangeklost hebben
you will have done
zal aangeklost hebben
he/she/it will have done
zullen aangeklost hebben
we will have done
zullen aangeklost hebben
you all will have done
zullen aangeklost hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeklost hebben
I would have done
zou aangeklost hebben
you would have done
zou aangeklost hebben
he/she/it would have done
zouden aangeklost hebben
we would have done
zouden aangeklost hebben
you all would have done
zouden aangeklost hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanklos
I do
aanklost
you do
aanklost
he/she/it does
aanklossen
we do
aanklossen
you all do
aanklossen
they do
Past bijzin tense
aankloste
I did
aankloste
you did
aankloste
he/she/it did
aanklosten
we did
aanklosten
you all did
aanklosten
they did
Future bijzin tense
zal aanklossen
I will do
zult aanklossen
you will do
zal aanklossen
he/she/it will do
zullen aanklossen
we will do
zullen aanklossen
you all will do
zullen aanklossen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanklossen
I would do
zou aanklossen
you would do
zou aanklossen
he/she/it would do
zouden aanklossen
we would do
zouden aanklossen
you all would do
zouden aanklossen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanklosse
I do
aanklosse
you do
aanklosse
he/she/it do
aanklosse
we do
aanklosse
you all do
aanklosse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
klos aan
do
klost aan
do

Further details about this page

LOCATION