Aanhinken (to limp) conjugation

Dutch

Conjugation of aanhinken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hink aan
I limp
hinkt aan
you limp
hinkt aan
he/she/it limps
hinken aan
we limp
hinken aan
you all limp
hinken aan
they limp
Present perfect tense
ben aangehinkt
I have lump
bent aangehinkt
you have lump
is aangehinkt
he/she/it has lump
zijn aangehinkt
we have lump
zijn aangehinkt
you all have lump
zijn aangehinkt
they have lump
Past tense
hinkte aan
I lamp
hinkte aan
you lamp
hinkte aan
he/she/it lamp
hinkten aan
we lamp
hinkten aan
you all lamp
hinkten aan
they lamp
Future tense
zal aanhinken
I will limp
zult aanhinken
you will limp
zal aanhinken
he/she/it will limp
zullen aanhinken
we will limp
zullen aanhinken
you all will limp
zullen aanhinken
they will limp
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanhinken
I would limp
zou aanhinken
you would limp
zou aanhinken
he/she/it would limp
zouden aanhinken
we would limp
zouden aanhinken
you all would limp
zouden aanhinken
they would limp
Subjunctive mood
hinke aan
I limp
hinke aan
you limp
hinke aan
he/she/it limp
hinke aan
we limp
hinke aan
you all limp
hinke aan
they limp
Past perfect tense
was aangehinkt
I had lump
was aangehinkt
you had lump
was aangehinkt
he/she/it had lump
waren aangehinkt
we had lump
waren aangehinkt
you all had lump
waren aangehinkt
they had lump
Future perf.
zal aangehinkt zijn
I will have lump
zal aangehinkt zijn
you will have lump
zal aangehinkt zijn
he/she/it will have lump
zullen aangehinkt zijn
we will have lump
zullen aangehinkt zijn
you all will have lump
zullen aangehinkt zijn
they will have lump
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangehinkt zijn
I would have lump
zou aangehinkt zijn
you would have lump
zou aangehinkt zijn
he/she/it would have lump
zouden aangehinkt zijn
we would have lump
zouden aangehinkt zijn
you all would have lump
zouden aangehinkt zijn
they would have lump
Present bijzin tense
aanhink
I limp
aanhinkt
you limp
aanhinkt
he/she/it limps
aanhinken
we limp
aanhinken
you all limp
aanhinken
they limp
Past bijzin tense
aanhinkte
I lamp
aanhinkte
you lamp
aanhinkte
he/she/it lamp
aanhinkten
we lamp
aanhinkten
you all lamp
aanhinkten
they lamp
Future bijzin tense
zal aanhinken
I will limp
zult aanhinken
you will limp
zal aanhinken
he/she/it will limp
zullen aanhinken
we will limp
zullen aanhinken
you all will limp
zullen aanhinken
they will limp
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanhinken
I would limp
zou aanhinken
you would limp
zou aanhinken
he/she/it would limp
zouden aanhinken
we would limp
zouden aanhinken
you all would limp
zouden aanhinken
they would limp
Subjunctive bijzin mood
aanhinke
I limp
aanhinke
you limp
aanhinke
he/she/it limp
aanhinke
we limp
aanhinke
you all limp
aanhinke
they limp
Du
Ihr
Imperative mood
hink aan
limp
hinkt aan
limp

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanharken
rake
aanhikken
do
aanhitsen
foment
aanlonken
ogle
aanvinken
check

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aaneenvoegen
piece together
aanfluiten
hiss
aangaan
concern
aangieren
come roaring along
aanhikken
do
aanhitsen
foment
aanhouden
stop
aankorsten
do
aanlanden
land
zwijmeren
swoon honor

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'limp':

None found.
Learning languages?