Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aanhinken (to limp) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hink aan
hinkt aan
hinkt aan
hinken aan
hinken aan
hinken aan
Present perfect tense
ben aangehinkt
bent aangehinkt
is aangehinkt
zijn aangehinkt
zijn aangehinkt
zijn aangehinkt
Past tense
hinkte aan
hinkte aan
hinkte aan
hinkten aan
hinkten aan
hinkten aan
Future tense
zal aanhinken
zult aanhinken
zal aanhinken
zullen aanhinken
zullen aanhinken
zullen aanhinken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanhinken
zou aanhinken
zou aanhinken
zouden aanhinken
zouden aanhinken
zouden aanhinken
Subjunctive mood
hinke aan
hinke aan
hinke aan
hinke aan
hinke aan
hinke aan
Past perfect tense
was aangehinkt
was aangehinkt
was aangehinkt
waren aangehinkt
waren aangehinkt
waren aangehinkt
Future perf.
zal aangehinkt zijn
zal aangehinkt zijn
zal aangehinkt zijn
zullen aangehinkt zijn
zullen aangehinkt zijn
zullen aangehinkt zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangehinkt zijn
zou aangehinkt zijn
zou aangehinkt zijn
zouden aangehinkt zijn
zouden aangehinkt zijn
zouden aangehinkt zijn
Present bijzin tense
aanhink
aanhinkt
aanhinkt
aanhinken
aanhinken
aanhinken
Past bijzin tense
aanhinkte
aanhinkte
aanhinkte
aanhinkten
aanhinkten
aanhinkten
Future bijzin tense
zal aanhinken
zult aanhinken
zal aanhinken
zullen aanhinken
zullen aanhinken
zullen aanhinken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanhinken
zou aanhinken
zou aanhinken
zouden aanhinken
zouden aanhinken
zouden aanhinken
Subjunctive bijzin mood
aanhinke
aanhinke
aanhinke
aanhinke
aanhinke
aanhinke
Du
Ihr
Imperative mood
hink aan
hinkt aan

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanharken
rake
aanhikken
do
aanhitsen
foment
aanlonken
ogle
aanvinken
check

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aaneenvoegen
piece together
aanfluiten
hiss
aangaan
concern
aangieren
come roaring along
aanhikken
do
aanhitsen
foment
aanhouden
stop
aankorsten
do
aanlanden
land
zwijmeren
swoon honor

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'limp':

None found.