Aanharden (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of aanharden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hard aan
I do
hardt aan
you do
hardt aan
he/she/it does
harden aan
we do
harden aan
you all do
harden aan
they do
Present perfect tense
heb aangehard
I have done
hebt aangehard
you have done
heeft aangehard
he/she/it has done
hebben aangehard
we have done
hebben aangehard
you all have done
hebben aangehard
they have done
Past tense
hardde aan
I did
hardde aan
you did
hardde aan
he/she/it did
hardden aan
we did
hardden aan
you all did
hardden aan
they did
Future tense
zal aanharden
I will do
zult aanharden
you will do
zal aanharden
he/she/it will do
zullen aanharden
we will do
zullen aanharden
you all will do
zullen aanharden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanharden
I would do
zou aanharden
you would do
zou aanharden
he/she/it would do
zouden aanharden
we would do
zouden aanharden
you all would do
zouden aanharden
they would do
Subjunctive mood
harde aan
I do
harde aan
you do
harde aan
he/she/it do
harde aan
we do
harde aan
you all do
harde aan
they do
Past perfect tense
had aangehard
I had done
had aangehard
you had done
had aangehard
he/she/it had done
hadden aangehard
we had done
hadden aangehard
you all had done
hadden aangehard
they had done
Future perf.
zal aangehard hebben
I will have done
zal aangehard hebben
you will have done
zal aangehard hebben
he/she/it will have done
zullen aangehard hebben
we will have done
zullen aangehard hebben
you all will have done
zullen aangehard hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangehard hebben
I would have done
zou aangehard hebben
you would have done
zou aangehard hebben
he/she/it would have done
zouden aangehard hebben
we would have done
zouden aangehard hebben
you all would have done
zouden aangehard hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanhard
I do
aanhardt
you do
aanhardt
he/she/it does
aanharden
we do
aanharden
you all do
aanharden
they do
Past bijzin tense
aanhardde
I did
aanhardde
you did
aanhardde
he/she/it did
aanhardden
we did
aanhardden
you all did
aanhardden
they did
Future bijzin tense
zal aanharden
I will do
zult aanharden
you will do
zal aanharden
he/she/it will do
zullen aanharden
we will do
zullen aanharden
you all will do
zullen aanharden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanharden
I would do
zou aanharden
you would do
zou aanharden
he/she/it would do
zouden aanharden
we would do
zouden aanharden
you all would do
zouden aanharden
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanharde
I do
aanharde
you do
aanharde
he/she/it do
aanharde
we do
aanharde
you all do
aanharde
they do
Du
Ihr
Imperative mood
hard aan
do
hardt aan
do

Examples of aanharden

Example in DutchTranslation in English
- Hij pakte ons overdreven hard aan.I did think he came down on me and the lads a bit much, sir.
- Je bent hard aan je rust toe.After what happened, you need rest badly. But I don't.
- Nee, ze was wel hard aan het werk.No. But she was definitely doing a job.
- U trok anders flink hard aan de bel.- Yes, ding-dong! The bell doesn't unring quite so loudly.
- US belasting geld is hard aan het werk.- U.S. Tax dollars are hard at work.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanaarden
earth up
aangorden
gird on
aanhangen
do
aanharken
rake
aanhouden
stop

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanaarden
earth up
aaneendriegen
do
aaneenketenen
do
aaneenrijgen
string together
aanhangen
do
aanharken
rake
aankaarten
do
aanklossen
do
aankoeken
enter into
aankruien
bring along in wheelbarrow

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?