Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aanharden (to do) conjugation

Dutch
5 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hard aan
hardt aan
hardt aan
harden aan
harden aan
harden aan
Present perfect tense
heb aangehard
hebt aangehard
heeft aangehard
hebben aangehard
hebben aangehard
hebben aangehard
Past tense
hardde aan
hardde aan
hardde aan
hardden aan
hardden aan
hardden aan
Future tense
zal aanharden
zult aanharden
zal aanharden
zullen aanharden
zullen aanharden
zullen aanharden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanharden
zou aanharden
zou aanharden
zouden aanharden
zouden aanharden
zouden aanharden
Subjunctive mood
harde aan
harde aan
harde aan
harde aan
harde aan
harde aan
Past perfect tense
had aangehard
had aangehard
had aangehard
hadden aangehard
hadden aangehard
hadden aangehard
Future perf.
zal aangehard hebben
zal aangehard hebben
zal aangehard hebben
zullen aangehard hebben
zullen aangehard hebben
zullen aangehard hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangehard hebben
zou aangehard hebben
zou aangehard hebben
zouden aangehard hebben
zouden aangehard hebben
zouden aangehard hebben
Present bijzin tense
aanhard
aanhardt
aanhardt
aanharden
aanharden
aanharden
Past bijzin tense
aanhardde
aanhardde
aanhardde
aanhardden
aanhardden
aanhardden
Future bijzin tense
zal aanharden
zult aanharden
zal aanharden
zullen aanharden
zullen aanharden
zullen aanharden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanharden
zou aanharden
zou aanharden
zouden aanharden
zouden aanharden
zouden aanharden
Subjunctive bijzin mood
aanharde
aanharde
aanharde
aanharde
aanharde
aanharde
Du
Ihr
Imperative mood
hard aan
hardt aan

Examples of aanharden

Example in DutchTranslation in English
- Hij pakte ons overdreven hard aan.I did think he came down on me and the lads a bit much, sir.
- Je bent hard aan je rust toe.After what happened, you need rest badly. But I don't.
- Nee, ze was wel hard aan het werk.No. But she was definitely doing a job.
- U trok anders flink hard aan de bel.- Yes, ding-dong! The bell doesn't unring quite so loudly.
- US belasting geld is hard aan het werk.- U.S. Tax dollars are hard at work.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanaarden
earth up
aangorden
gird on
aanhangen
do
aanharken
rake
aanhouden
stop

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanaarden
earth up
aaneendriegen
do
aaneenketenen
do
aaneenrijgen
string together
aanhangen
do
aanharken
rake
aankaarten
do
aanklossen
do
aankoeken
enter into
aankruien
bring along in wheelbarrow

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.