Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

aanfokken

to breed

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of aanfokken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fok aan
I breed
fokt aan
you breed
fokt aan
he/she/it breeds
fokken aan
we breed
fokken aan
you all breed
fokken aan
they breed
Present perfect tense
heb aangefokt
I have bred
hebt aangefokt
you have bred
heeft aangefokt
he/she/it has bred
hebben aangefokt
we have bred
hebben aangefokt
you all have bred
hebben aangefokt
they have bred
Past tense
fokte aan
I bred
fokte aan
you bred
fokte aan
he/she/it bred
fokten aan
we bred
fokten aan
you all bred
fokten aan
they bred
Future tense
zal aanfokken
I will breed
zult aanfokken
you will breed
zal aanfokken
he/she/it will breed
zullen aanfokken
we will breed
zullen aanfokken
you all will breed
zullen aanfokken
they will breed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanfokken
I would breed
zou aanfokken
you would breed
zou aanfokken
he/she/it would breed
zouden aanfokken
we would breed
zouden aanfokken
you all would breed
zouden aanfokken
they would breed
Subjunctive mood
fokke aan
I breed
fokke aan
you breed
fokke aan
he/she/it breed
fokke aan
we breed
fokke aan
you all breed
fokke aan
they breed
Past perfect tense
had aangefokt
I had bred
had aangefokt
you had bred
had aangefokt
he/she/it had bred
hadden aangefokt
we had bred
hadden aangefokt
you all had bred
hadden aangefokt
they had bred
Future perf.
zal aangefokt hebben
I will have bred
zal aangefokt hebben
you will have bred
zal aangefokt hebben
he/she/it will have bred
zullen aangefokt hebben
we will have bred
zullen aangefokt hebben
you all will have bred
zullen aangefokt hebben
they will have bred
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangefokt hebben
I would have bred
zou aangefokt hebben
you would have bred
zou aangefokt hebben
he/she/it would have bred
zouden aangefokt hebben
we would have bred
zouden aangefokt hebben
you all would have bred
zouden aangefokt hebben
they would have bred
Present bijzin tense
aanfok
I breed
aanfokt
you breed
aanfokt
he/she/it breeds
aanfokken
we breed
aanfokken
you all breed
aanfokken
they breed
Past bijzin tense
aanfokte
I bred
aanfokte
you bred
aanfokte
he/she/it bred
aanfokten
we bred
aanfokten
you all bred
aanfokten
they bred
Future bijzin tense
zal aanfokken
I will breed
zult aanfokken
you will breed
zal aanfokken
he/she/it will breed
zullen aanfokken
we will breed
zullen aanfokken
you all will breed
zullen aanfokken
they will breed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanfokken
I would breed
zou aanfokken
you would breed
zou aanfokken
he/she/it would breed
zouden aanfokken
we would breed
zouden aanfokken
you all would breed
zouden aanfokken
they would breed
Subjunctive bijzin mood
aanfokke
I breed
aanfokke
you breed
aanfokke
he/she/it breed
aanfokke
we breed
aanfokke
you all breed
aanfokke
they breed
Du
Ihr
Imperative mood
fok aan
breed
fokt aan
breed