Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aanbenen (to step out) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
been aan
beent aan
beent aan
benen aan
benen aan
benen aan
Present perfect tense
heb aangebeend
hebt aangebeend
heeft aangebeend
hebben aangebeend
hebben aangebeend
hebben aangebeend
Past tense
beende aan
beende aan
beende aan
beenden aan
beenden aan
beenden aan
Future tense
zal aanbenen
zult aanbenen
zal aanbenen
zullen aanbenen
zullen aanbenen
zullen aanbenen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanbenen
zou aanbenen
zou aanbenen
zouden aanbenen
zouden aanbenen
zouden aanbenen
Subjunctive mood
bene aan
bene aan
bene aan
bene aan
bene aan
bene aan
Past perfect tense
had aangebeend
had aangebeend
had aangebeend
hadden aangebeend
hadden aangebeend
hadden aangebeend
Future perf.
zal aangebeend hebben
zal aangebeend hebben
zal aangebeend hebben
zullen aangebeend hebben
zullen aangebeend hebben
zullen aangebeend hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangebeend hebben
zou aangebeend hebben
zou aangebeend hebben
zouden aangebeend hebben
zouden aangebeend hebben
zouden aangebeend hebben
Present bijzin tense
aanbeen
aanbeent
aanbeent
aanbenen
aanbenen
aanbenen
Past bijzin tense
aanbeende
aanbeende
aanbeende
aanbeenden
aanbeenden
aanbeenden
Future bijzin tense
zal aanbenen
zult aanbenen
zal aanbenen
zullen aanbenen
zullen aanbenen
zullen aanbenen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanbenen
zou aanbenen
zou aanbenen
zouden aanbenen
zouden aanbenen
zouden aanbenen
Subjunctive bijzin mood
aanbene
aanbene
aanbene
aanbene
aanbene
aanbene
Du
Ihr
Imperative mood
been aan
beent aan

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanboren
do
aanmanen
produce
aantonen
prove

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanbellen
ring
aanbermen
do
aanbinden
do
aanbouwen
build on
aandiepen
press elms
aandoen
do
zwaaien
sway
zwijmelen
become dizzy
zwikken
sprain
zwingelen
scutch

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'step out':

None found.