Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Uitspugen (to spit) conjugation

Dutch
15 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spuug uit
spuugt uit
spuugt uit
spugen uit
spugen uit
spugen uit
Present perfect tense
heb uitgespuugd;heb uitgespogen
hebt uitgespuugd;hebt uitgespogen
heeft uitgespuugd;heeft uitgespogen
hebben uitgespuugd;hebben uitgespogen
hebben uitgespuugd;hebben uitgespogen
hebben uitgespuugd;hebben uitgespogen
Past tense
spuugde uit;spoog uit
spuugde uit;spoog uit
spuugde uit;spoog uit
spuugden uit;spogen uit
spuugden uit;spogen uit
spuugden uit;spogen uit
Future tense
zal uitspugen
zult uitspugen
zal uitspugen
zullen uitspugen
zullen uitspugen
zullen uitspugen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitspugen
zou uitspugen
zou uitspugen
zouden uitspugen
zouden uitspugen
zouden uitspugen
Subjunctive mood
spuge uit
spuge uit
spuge uit
spuge uit
spuge uit
spuge uit
Past perfect tense
had uitgespuugd;had uitgespogen
had uitgespuugd;had uitgespogen
had uitgespuugd;had uitgespogen
hadden uitgespuugd;hadden uitgespogen
hadden uitgespuugd;hadden uitgespogen
hadden uitgespuugd;hadden uitgespogen
Future perf.
zal uitgespuugd hebben;zal uitgespogen hebben
zal uitgespuugd hebben;zal uitgespogen hebben
zal uitgespuugd hebben;zal uitgespogen hebben
zullen uitgespuugd hebben;zullen uitgespogen hebben
zullen uitgespuugd hebben;zullen uitgespogen hebben
zullen uitgespuugd hebben;zullen uitgespogen hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgespuugd hebben;zou uitgespogen hebben
zou uitgespuugd hebben;zou uitgespogen hebben
zou uitgespuugd hebben;zou uitgespogen hebben
zouden uitgespuugd hebben;zouden uitgespogen hebben
zouden uitgespuugd hebben;zouden uitgespogen hebben
zouden uitgespuugd hebben;zouden uitgespogen hebben
Present bijzin tense
uitspuug
uitspuugt
uitspuugt
uitspugen
uitspugen
uitspugen
Past bijzin tense
uitspuugde;uitspoog
uitspuugde;uitspoog
uitspuugde;uitspoog
uitspuugden;uitspogen
uitspuugden;uitspogen
uitspuugden;uitspogen
Future bijzin tense
zal uitspugen
zult uitspugen
zal uitspugen
zullen uitspugen
zullen uitspugen
zullen uitspugen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitspugen
zou uitspugen
zou uitspugen
zouden uitspugen
zouden uitspugen
zouden uitspugen
Subjunctive bijzin mood
uitspuge
uitspuge
uitspuge
uitspuge
uitspuge
uitspuge
Du
Ihr
Imperative mood
spuug uit
spuugt uit

Examples of uitspugen

Example in DutchTranslation in English
-Moeten we het eten daarna uitspugen?What happens when we're done chewing? Do we spit it out on the floor or keep it in our mouths the rest of the time?
Als het je niet bevalt, kun je het uitspugen in je servet. Zie?If you don't like it, you can spit it out in your napkin.
Als iemand liegt, heeft hij geen spuug, en kan hij de rijst niet uitspugen.Man's lyin', ain't got any spit, Can't spit out the rice. Off you go.
Als je haar hebt opgegeten, moet je haar nu meteen uitspugen.If you've eaten her, l want you to spit her out this instant.
Als je het aan iemand verteld over dit, zal ik je nek in twee breken, en dan zal ik je kloten er uit zuigen met een rietje, en ze dan uitspugen want ik... haat.. je.. kloten.If you tell a soul about this, I will snap your neck in half, and then I'll suck your guts out with a straw, and then spit them out because I... hate.... your... guts.
-Johnny, spuug uit.- Johnny, spit it... Spit it out right away!
Dat was niet haar probleem om spuug uit wisslen de avond daarvoor.It's not like she had a problem swapping spit the night before.
Die het spuug uit je mond zuigt met die kleine waterzuiger.You know, that person that sucks the spit out of your mouth with that little wetvac Yes.
Het is als spuug uit de oceaan halen.That'd be like taking spit out of the ocean.
Ik zeg Charlie spuug uit.I say Charlie spit out.
Als de aarde de doden uitspuugt, drinken ze de levenden.- My father always say... when the earth spit out the dead, they will come back to suck the blood from the living.
Als je je medicijnen uitspuugt, moeten we wel prikken.- I know, but that's what happens when you spit out your medicine. - We have to give it to you some other way. - No!
Dat hangt er vanaf of ie het uitspuugt of doorslikt.That depends on if he decides to spit his food up instead of swallow it.
Dat lijkt op iets dat je printer uitspuugt als hij test of hij werkt.That looks like something your printer spits out when it's trying to test to see if it works.
Denk eraan dat je straks bij die wijnproeverij alles uitspuugt.When you go to the wine tasting, getting back to real life, spit it out. - Don't drink too much.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitsparen
save
uitspelen
play
uitspoken
get up to
uitspuwen
spit out

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'spit':

None found.