Snoepen (to relish) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of snoepen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snoep
I relish
snoept
you relish
snoept
he/she/it relishes
snoepen
we relish
snoepen
you all relish
snoepen
they relish
Present perfect tense
heb gesnoept
I have relished
hebt gesnoept
you have relished
heeft gesnoept
he/she/it has relished
hebben gesnoept
we have relished
hebben gesnoept
you all have relished
hebben gesnoept
they have relished
Past tense
snoepte
I relished
snoepte
you relished
snoepte
he/she/it relished
snoepten
we relished
snoepten
you all relished
snoepten
they relished
Future tense
zal snoepen
I will relish
zult snoepen
you will relish
zal snoepen
he/she/it will relish
zullen snoepen
we will relish
zullen snoepen
you all will relish
zullen snoepen
they will relish
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou snoepen
I would relish
zou snoepen
you would relish
zou snoepen
he/she/it would relish
zouden snoepen
we would relish
zouden snoepen
you all would relish
zouden snoepen
they would relish
Subjunctive mood
snoepe
I relish
snoepe
you relish
snoepe
he/she/it relish
snoepe
we relish
snoepe
you all relish
snoepe
they relish
Past perfect tense
had gesnoept
I had relished
had gesnoept
you had relished
had gesnoept
he/she/it had relished
hadden gesnoept
we had relished
hadden gesnoept
you all had relished
hadden gesnoept
they had relished
Future perf.
zal gesnoept hebben
I will have relished
zal gesnoept hebben
you will have relished
zal gesnoept hebben
he/she/it will have relished
zullen gesnoept hebben
we will have relished
zullen gesnoept hebben
you all will have relished
zullen gesnoept hebben
they will have relished
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesnoept hebben
I would have relished
zou gesnoept hebben
you would have relished
zou gesnoept hebben
he/she/it would have relished
zouden gesnoept hebben
we would have relished
zouden gesnoept hebben
you all would have relished
zouden gesnoept hebben
they would have relished
Du
Ihr
Imperative mood
snoep
relish
snoept
relish

Examples of snoepen

Example in DutchTranslation in English
Je mag wel wat snoep gaan halen, maar dat mag je pas na de lunch opeten.You can still get some candy. But not relish for lunch!
Vandaag, in vijf delen, kruiderijen deel een, ketchup deel twee, mosterd deel twee, mayonaise deel drie, snoep deel vier, mais snoepAct one, mustard. Act two, mayo. Act three, relish.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

floepen
do
groepen
do
schepen
do
sliepen
do
snappen
pant
snerpen
shrill
snoeien
cut back
snoeken
pike
snoeren
do
snoeven
do
snokken
do
snorken
snore
snorren
purr
stoepen
do
strepen
stripe

Similar but longer

afsnoepen
cream
opsnoepen
consume valuable family

Random

slibben
do
smaken
taste
smiespelen
do
snezen
do
snibben
do
sniffelen
do
snikken
sob
snoeken
pike
snoeren
do
soigneren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'relish':

None found.
Learning languages?