Snappen (to pant) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of snappen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snap
I pant
snapt
you pant
snapt
he/she/it pants
snappen
we pant
snappen
you all pant
snappen
they pant
Present perfect tense
heb gesnapt
I have panted
hebt gesnapt
you have panted
heeft gesnapt
he/she/it has panted
hebben gesnapt
we have panted
hebben gesnapt
you all have panted
hebben gesnapt
they have panted
Past tense
snapte
I panted
snapte
you panted
snapte
he/she/it panted
snapten
we panted
snapten
you all panted
snapten
they panted
Future tense
zal snappen
I will pant
zult snappen
you will pant
zal snappen
he/she/it will pant
zullen snappen
we will pant
zullen snappen
you all will pant
zullen snappen
they will pant
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou snappen
I would pant
zou snappen
you would pant
zou snappen
he/she/it would pant
zouden snappen
we would pant
zouden snappen
you all would pant
zouden snappen
they would pant
Subjunctive mood
snappe
I pant
snappe
you pant
snappe
he/she/it pant
snappe
we pant
snappe
you all pant
snappe
they pant
Past perfect tense
had gesnapt
I had panted
had gesnapt
you had panted
had gesnapt
he/she/it had panted
hadden gesnapt
we had panted
hadden gesnapt
you all had panted
hadden gesnapt
they had panted
Future perf.
zal gesnapt hebben
I will have panted
zal gesnapt hebben
you will have panted
zal gesnapt hebben
he/she/it will have panted
zullen gesnapt hebben
we will have panted
zullen gesnapt hebben
you all will have panted
zullen gesnapt hebben
they will have panted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesnapt hebben
I would have panted
zou gesnapt hebben
you would have panted
zou gesnapt hebben
he/she/it would have panted
zouden gesnapt hebben
we would have panted
zouden gesnapt hebben
you all would have panted
zouden gesnapt hebben
they would have panted
Du
Ihr
Imperative mood
snap
pant
snapt
pant

Examples of snappen

Example in DutchTranslation in English
Achter een bal aanhollen, alles stukbijten en hijgen en blij zijn, snap je ?Bouncing a ball around and chewing on stuff and panting and happy, you know?
Dus Blake komt terug naar binnen om zijn broek te pakken, snap je ?So Blake comes back in to grab his pants, right?
En haar pooier noemt haar 'Lowrider', want als je aan haar slipje trekt... gaat haar kont op en neer, alsof er hydrauliek onder zit, snap je?You know, her pimp calls her... calls her lowrider because, you know, you pull the strings on her panties, her ass starts like bouncing up and down like it's on hydraulics, you know?
Ik snap niet waarom iedereen zich zo druk maakt... om een vampier.I don't know why everyone's getting their panties in a wad about some vampire.
Ik snap niet waarom je vanavond zo gestrest bent, Mayhoffer.Don't know why you got your panties in a wad tonight, Mayhoffer.
Jij snapt niks van aardse vrouwen.My pants fit!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

flappen
flap
grappen
do
klappen
clap
knappen
crack
shoppen
do
sjappen
do
slappen
slap
slippen
slip
snaaien
snatch
snakken
pant
snauwen
snarl
snerpen
shrill
snoepen
relish
stappen
pace
steppen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pant':

None found.
Learning languages?