Opsplitsen (to do) conjugation

Dutch
9 examples

Conjugation of opsplitsen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
splits op
I do
splitst op
you do
splitst op
he/she/it does
splitsen op
we do
splitsen op
you all do
splitsen op
they do
Present perfect tense
heb opgesplitst
I have done
hebt opgesplitst
you have done
heeft opgesplitst
he/she/it has done
hebben opgesplitst
we have done
hebben opgesplitst
you all have done
hebben opgesplitst
they have done
Past tense
splitste op
I did
splitste op
you did
splitste op
he/she/it did
splitsten op
we did
splitsten op
you all did
splitsten op
they did
Future tense
zal opsplitsen
I will do
zult opsplitsen
you will do
zal opsplitsen
he/she/it will do
zullen opsplitsen
we will do
zullen opsplitsen
you all will do
zullen opsplitsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opsplitsen
I would do
zou opsplitsen
you would do
zou opsplitsen
he/she/it would do
zouden opsplitsen
we would do
zouden opsplitsen
you all would do
zouden opsplitsen
they would do
Subjunctive mood
splitse op
I do
splitse op
you do
splitse op
he/she/it do
splitse op
we do
splitse op
you all do
splitse op
they do
Past perfect tense
had opgesplitst
I had done
had opgesplitst
you had done
had opgesplitst
he/she/it had done
hadden opgesplitst
we had done
hadden opgesplitst
you all had done
hadden opgesplitst
they had done
Future perf.
zal opgesplitst hebben
I will have done
zal opgesplitst hebben
you will have done
zal opgesplitst hebben
he/she/it will have done
zullen opgesplitst hebben
we will have done
zullen opgesplitst hebben
you all will have done
zullen opgesplitst hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgesplitst hebben
I would have done
zou opgesplitst hebben
you would have done
zou opgesplitst hebben
he/she/it would have done
zouden opgesplitst hebben
we would have done
zouden opgesplitst hebben
you all would have done
zouden opgesplitst hebben
they would have done
Present bijzin tense
opsplits
I do
opsplitst
you do
opsplitst
he/she/it does
opsplitsen
we do
opsplitsen
you all do
opsplitsen
they do
Past bijzin tense
opsplitste
I did
opsplitste
you did
opsplitste
he/she/it did
opsplitsten
we did
opsplitsten
you all did
opsplitsten
they did
Future bijzin tense
zal opsplitsen
I will do
zult opsplitsen
you will do
zal opsplitsen
he/she/it will do
zullen opsplitsen
we will do
zullen opsplitsen
you all will do
zullen opsplitsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opsplitsen
I would do
zou opsplitsen
you would do
zou opsplitsen
he/she/it would do
zouden opsplitsen
we would do
zouden opsplitsen
you all would do
zouden opsplitsen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opsplitse
I do
opsplitse
you do
opsplitse
he/she/it do
opsplitse
we do
opsplitse
you all do
opsplitse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
splits op
do
splitst op
do

Examples of opsplitsen

Example in DutchTranslation in English
- Misschien moeten we het werk opsplitsen.We don't even know what we're watching for. SPONGEBOB:
- Nee. Laten we ons opsplitsen.-l haven't, but-- -l need you to do me a favor.
- We moeten opsplitsen.We have to split up, and you don't want to be
Als we opsplitsen voordat we klaar zijn voor Orsino, mislukt alles.If we split up before we're ready for Orsino, we're doomed.
Colchicine, een medicijn dat helpt tegen gout, stopt dat proces en dus het opsplitsen van de cellen. Wat tot buikpijn en uitslag kan leiden. Misselijkheid, koorts, nierfalen, lage bloeddruk... en ook het merg wordt daardoor beïnvloed.The colchicine, a gout medicine, blocks mitosis and stops cell division, which will result in abdominal pain, rash, nausea, fever, kidney failure, low blood pressure, and will also mess with the bone marrow.
- We zijn er nog door opgesplitst ook.So far, all it's done is split us up.
Ik denk dat hij 'n keer te veel Thais eet en in twee Sheldons opsplitst.I believe one day Sheldon will eat an enormous amount of Thai food and split into two Sheldons.
Ik heb genoeg horrorfilms gezien om te weten... dat je je niet opsplitst in een gekkenhuis met 'n loslopende moordenaar.First of all, I've seen enough horror movies to know you don't split up when you're in a big, scary asylum and there's a crazed killer on the loose.
Je weet, als je die niet opsplitst gaat het bruin worden.Now, you know, if you don't separate those, you're gonna end up with brown.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afsplitsen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opflitsen
do
oprollen
curl up
opsnorren
rummage
opsparen
hoard
opspeuren
sleuth
opspoelen
reel
opstoken
incite
opstoppen
choke
optanden
do
opvangen
moderate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?