Opstoppen (to choke) conjugation

Dutch

Conjugation of opstoppen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stop op
I choke
stopt op
you choke
stopt op
he/she/it chokes
stoppen op
we choke
stoppen op
you all choke
stoppen op
they choke
Present perfect tense
heb opgestopt
I have choked
hebt opgestopt
you have choked
heeft opgestopt
he/she/it has choked
hebben opgestopt
we have choked
hebben opgestopt
you all have choked
hebben opgestopt
they have choked
Past tense
stopte op
I choked
stopte op
you choked
stopte op
he/she/it choked
stopten op
we choked
stopten op
you all choked
stopten op
they choked
Future tense
zal opstoppen
I will choke
zult opstoppen
you will choke
zal opstoppen
he/she/it will choke
zullen opstoppen
we will choke
zullen opstoppen
you all will choke
zullen opstoppen
they will choke
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opstoppen
I would choke
zou opstoppen
you would choke
zou opstoppen
he/she/it would choke
zouden opstoppen
we would choke
zouden opstoppen
you all would choke
zouden opstoppen
they would choke
Subjunctive mood
stoppe op
I choke
stoppe op
you choke
stoppe op
he/she/it choke
stoppe op
we choke
stoppe op
you all choke
stoppe op
they choke
Past perfect tense
had opgestopt
I had choked
had opgestopt
you had choked
had opgestopt
he/she/it had choked
hadden opgestopt
we had choked
hadden opgestopt
you all had choked
hadden opgestopt
they had choked
Future perf.
zal opgestopt hebben
I will have choked
zal opgestopt hebben
you will have choked
zal opgestopt hebben
he/she/it will have choked
zullen opgestopt hebben
we will have choked
zullen opgestopt hebben
you all will have choked
zullen opgestopt hebben
they will have choked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgestopt hebben
I would have choked
zou opgestopt hebben
you would have choked
zou opgestopt hebben
he/she/it would have choked
zouden opgestopt hebben
we would have choked
zouden opgestopt hebben
you all would have choked
zouden opgestopt hebben
they would have choked
Present bijzin tense
opstop
I choke
opstopt
you choke
opstopt
he/she/it chokes
opstoppen
we choke
opstoppen
you all choke
opstoppen
they choke
Past bijzin tense
opstopte
I choked
opstopte
you choked
opstopte
he/she/it choked
opstopten
we choked
opstopten
you all choked
opstopten
they choked
Future bijzin tense
zal opstoppen
I will choke
zult opstoppen
you will choke
zal opstoppen
he/she/it will choke
zullen opstoppen
we will choke
zullen opstoppen
you all will choke
zullen opstoppen
they will choke
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opstoppen
I would choke
zou opstoppen
you would choke
zou opstoppen
he/she/it would choke
zouden opstoppen
we would choke
zouden opstoppen
you all would choke
zouden opstoppen
they would choke
Subjunctive bijzin mood
opstoppe
I choke
opstoppe
you choke
opstoppe
he/she/it choke
opstoppe
we choke
opstoppe
you all choke
opstoppe
they choke
Du
Ihr
Imperative mood
stop op
choke
stopt op
choke

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afstoppen
do
bestoppen
best headers
instoppen
put in
opkloppen
whip
opkroppen
bottle up
opproppen
do
opstappen
step
opstormen
do
opstropen
strip up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opschudden
shake up
opsommen
enumerate
opsplitsen
do
opsteken
light
opstoken
incite
opstomen
steam
opstormen
do
optekenen
record
opvijlen
do
opvoeden
breed

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'choke':

None found.
Learning languages?