Interageren (to interact) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of interageren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
interageer
I interact
interageert
you interact
interageert
he/she/it interacts
interageren
we interact
interageren
you all interact
interageren
they interact
Present perfect tense
heb geïnterageerd
I have interacted
hebt geïnterageerd
you have interacted
heeft geïnterageerd
he/she/it has interacted
hebben geïnterageerd
we have interacted
hebben geïnterageerd
you all have interacted
hebben geïnterageerd
they have interacted
Past tense
interageerde
I interacted
interageerde
you interacted
interageerde
he/she/it interacted
interageerden
we interacted
interageerden
you all interacted
interageerden
they interacted
Future tense
zal interageren
I will interact
zult interageren
you will interact
zal interageren
he/she/it will interact
zullen interageren
we will interact
zullen interageren
you all will interact
zullen interageren
they will interact
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou interageren
I would interact
zou interageren
you would interact
zou interageren
he/she/it would interact
zouden interageren
we would interact
zouden interageren
you all would interact
zouden interageren
they would interact
Subjunctive mood
interagere
I interact
interagere
you interact
interagere
he/she/it interact
interagere
we interact
interagere
you all interact
interagere
they interact
Past perfect tense
had geïnterageerd
I had interacted
had geïnterageerd
you had interacted
had geïnterageerd
he/she/it had interacted
hadden geïnterageerd
we had interacted
hadden geïnterageerd
you all had interacted
hadden geïnterageerd
they had interacted
Future perf.
zal geïnterageerd hebben
I will have interacted
zal geïnterageerd hebben
you will have interacted
zal geïnterageerd hebben
he/she/it will have interacted
zullen geïnterageerd hebben
we will have interacted
zullen geïnterageerd hebben
you all will have interacted
zullen geïnterageerd hebben
they will have interacted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnterageerd hebben
I would have interacted
zou geïnterageerd hebben
you would have interacted
zou geïnterageerd hebben
he/she/it would have interacted
zouden geïnterageerd hebben
we would have interacted
zouden geïnterageerd hebben
you all would have interacted
zouden geïnterageerd hebben
they would have interacted
Du
Ihr
Imperative mood
interageer
interact
interageert
interact

Examples of interageren

Example in DutchTranslation in English
In feite...als er een manier voor mij was om te interageren met Destiny's echte systemen, dan konden we zelfs nog meer tijd samen doorbrengen.In fact... If there was a way for me to interact with Destiny's real systems... We could spend even more time together.
In mijn tijdlijn kan ik interageren met het toestel, maar omdat ik hier niet hoor te bestaan, wilde het niet op mij reageren.In my timeline, I can interact with the machine, but since I'm not supposed to exist here, it wouldn't respond to me.
Wat? Mag je niet met de kunst interageren?What, you're not allowed to interact with the art?
Ze interageren met mensen.They interact well with humans.
Het Higgsveld interageert sterker bij dichte, zware objecten dan bij lichte.The higgs field interacts more strongly with dense, heavy objects than light ones.
Je interageert. Wat?You interact.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'interact':

None found.
Learning languages?