Bliepen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of bliepen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bliep
I do
bliept
you do
bliept
he/she/it does
bliepen
we do
bliepen
you all do
bliepen
they do
Present perfect tense
heb gebliept
I have done
hebt gebliept
you have done
heeft gebliept
he/she/it has done
hebben gebliept
we have done
hebben gebliept
you all have done
hebben gebliept
they have done
Past tense
bliepte
I did
bliepte
you did
bliepte
he/she/it did
bliepten
we did
bliepten
you all did
bliepten
they did
Future tense
zal bliepen
I will do
zult bliepen
you will do
zal bliepen
he/she/it will do
zullen bliepen
we will do
zullen bliepen
you all will do
zullen bliepen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bliepen
I would do
zou bliepen
you would do
zou bliepen
he/she/it would do
zouden bliepen
we would do
zouden bliepen
you all would do
zouden bliepen
they would do
Subjunctive mood
bliepe
I do
bliepe
you do
bliepe
he/she/it do
bliepe
we do
bliepe
you all do
bliepe
they do
Past perfect tense
had gebliept
I had done
had gebliept
you had done
had gebliept
he/she/it had done
hadden gebliept
we had done
hadden gebliept
you all had done
hadden gebliept
they had done
Future perf.
zal gebliept hebben
I will have done
zal gebliept hebben
you will have done
zal gebliept hebben
he/she/it will have done
zullen gebliept hebben
we will have done
zullen gebliept hebben
you all will have done
zullen gebliept hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebliept hebben
I would have done
zou gebliept hebben
you would have done
zou gebliept hebben
he/she/it would have done
zouden gebliept hebben
we would have done
zouden gebliept hebben
you all would have done
zouden gebliept hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
bliep
do
bliept
do

Examples of bliepen

Example in DutchTranslation in English
- En nu? - Hij bliept.What's it doing now?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

blieven
do
blijken
do
blijven
stay
blikken
stay
blinden
blind
blinken
shine
sliepen
do
zwiepen
sway

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bikken
do
billen
do
binnenfietsen
do
binnengaan
enter
binnenstuiven
in dust
blèren
hurt
blesseren
hurt
blieven
do
blinddoeken
blindfold
boarden
board

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?