Blinken (to shine) conjugation

Dutch
18 examples

Conjugation of blinken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
blink
I shine
blinkt
you shine
blinkt
he/she/it shines
blinken
we shine
blinken
you all shine
blinken
they shine
Present perfect tense
heb geblonken
I have shone
hebt geblonken
you have shone
heeft geblonken
he/she/it has shone
hebben geblonken
we have shone
hebben geblonken
you all have shone
hebben geblonken
they have shone
Past tense
blonk
I shone
blonk
you shone
blonk
he/she/it shone
blonken
we shone
blonken
you all shone
blonken
they shone
Future tense
zal blinken
I will shine
zult blinken
you will shine
zal blinken
he/she/it will shine
zullen blinken
we will shine
zullen blinken
you all will shine
zullen blinken
they will shine
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou blinken
I would shine
zou blinken
you would shine
zou blinken
he/she/it would shine
zouden blinken
we would shine
zouden blinken
you all would shine
zouden blinken
they would shine
Subjunctive mood
blinke
I shine
blinke
you shine
blinke
he/she/it shine
blinke
we shine
blinke
you all shine
blinke
they shine
Past perfect tense
had geblonken
I had shone
had geblonken
you had shone
had geblonken
he/she/it had shone
hadden geblonken
we had shone
hadden geblonken
you all had shone
hadden geblonken
they had shone
Future perf.
zal geblonken hebben
I will have shone
zal geblonken hebben
you will have shone
zal geblonken hebben
he/she/it will have shone
zullen geblonken hebben
we will have shone
zullen geblonken hebben
you all will have shone
zullen geblonken hebben
they will have shone
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geblonken hebben
I would have shone
zou geblonken hebben
you would have shone
zou geblonken hebben
he/she/it would have shone
zouden geblonken hebben
we would have shone
zouden geblonken hebben
you all would have shone
zouden geblonken hebben
they would have shone
Du
Ihr
Imperative mood
blink
shine
blinkt
shine

Examples of blinken

Example in DutchTranslation in English
Dit is je kans om uit te blinken!Your chance to shine is here
Dit is jouw kans om uit te blinken.This is your chance to really shine, to come into your own.
En dat kan alleen maar als jullie uit blinken.And the only way that I can shine... is by making you shine.
En ik wil die schoenen elke morgen zien blinken.Thank you, sir. And I want you to report each day with those shoes shined like glass. - Yes, sir.
En ik zei je al om naar DC te gaan, En daar zelf uit te blinken.And I told you, you should go to D.C. and shine there.
Daar blink ik echt in uit.That's where I really shine.
"op sint michael blinkt het zilver wel, zeggen ze."Before you die, make silver shine", they say.
Chef zal ik het opruimen tot het blinkt?Chief shall I clean it? It'll shine. It's on me.
Dat blinkt van nieuwigheid.That shines from newness.
Die diamanten ring blinkt niet.♪ That diamond ring don't shine. ♪
En zorg ervoor dat mijn badkamer blinkt.And make sure my bathroom shines!
Iets wat blonk.Something that shone.
Op de universiteit, blonk ze uit... en had zichzelf voorgenomen de wereld te genezen van zwakzinnigheid.At university, she shone and took it upon herself to cure the world of mental illness.
Die helder en blinkend is#That's bright and shining #
Die helder en blinkend kon zijn#That's bright and shining #
Een kasteel, een slotgracht, ridders in een blinkend harnas.Even now? A castle,a moat, knights in shining armor.
Glimmend koper, blinkend zilver, hout dat glanst als een spiegel.Polished brass, brilliant silver, mahogany shining like a mirror.
Het is allemaal zo... blinkend hierbinnen.It's all, like, shining up in here.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

blekken
do
bliepen
do
blieven
do
blijken
do
blijven
stay
blikken
stay
blinden
blind
blokken
swot
drinken
drink
klinken
sound
slinken
shrink
stinken
stink

Similar but longer

beklinken
close
opblinken
shine up

Random

billijken
justify
binnenstromen
pour in
bissen
retake
bleken
bleach
blinderen
armor
blindvaren
do
bloeden
bleed
bobsleeën
bobsleigh
boetseren
model
bogen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'shine':

None found.
Learning languages?