Blieven (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of blieven

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
blief
I do
blieft
you do
blieft
he/she/it does
blieven
we do
blieven
you all do
blieven
they do
Present perfect tense
heb gebliefd
I have done
hebt gebliefd
you have done
heeft gebliefd
he/she/it has done
hebben gebliefd
we have done
hebben gebliefd
you all have done
hebben gebliefd
they have done
Past tense
bliefde
I did
bliefde
you did
bliefde
he/she/it did
bliefden
we did
bliefden
you all did
bliefden
they did
Future tense
zal blieven
I will do
zult blieven
you will do
zal blieven
he/she/it will do
zullen blieven
we will do
zullen blieven
you all will do
zullen blieven
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou blieven
I would do
zou blieven
you would do
zou blieven
he/she/it would do
zouden blieven
we would do
zouden blieven
you all would do
zouden blieven
they would do
Subjunctive mood
blieve
I do
blieve
you do
blieve
he/she/it do
blieve
we do
blieve
you all do
blieve
they do
Past perfect tense
had gebliefd
I had done
had gebliefd
you had done
had gebliefd
he/she/it had done
hadden gebliefd
we had done
hadden gebliefd
you all had done
hadden gebliefd
they had done
Future perf.
zal gebliefd hebben
I will have done
zal gebliefd hebben
you will have done
zal gebliefd hebben
he/she/it will have done
zullen gebliefd hebben
we will have done
zullen gebliefd hebben
you all will have done
zullen gebliefd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebliefd hebben
I would have done
zou gebliefd hebben
you would have done
zou gebliefd hebben
he/she/it would have done
zouden gebliefd hebben
we would have done
zouden gebliefd hebben
you all would have done
zouden gebliefd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
blief
do
blieft
do

Examples of blieven

Example in DutchTranslation in English
Maar meneer blieft niet.And you turn me down, dammit!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

begeven
go
beleven
school
bliepen
do
blijken
do
blijven
stay
blikken
stay
blinden
blind
blinken
shine
grieven
insult
klieven
cleave

Similar but longer

believen
please

Random

binnenrijden
enter
bitumineren
do
bladeren
leaf through
blanketten
blanch
blauwen
blue
blekken
do
bliepen
do
blijken
do
blootstellen
expose
boeien
shackle

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?