Wegglijden (to do) conjugation

Dutch
16 examples

Conjugation of wegglijden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
glij weg
I do
glijdt weg
you do
glijdt weg
he/she/it does
glijden weg
we do
glijden weg
you all do
glijden weg
they do
Present perfect tense
ben weggegleden
I have done
bent weggegleden
you have done
is weggegleden
he/she/it has done
zijn weggegleden
we have done
zijn weggegleden
you all have done
zijn weggegleden
they have done
Past tense
gleed weg
I did
gleed weg
you did
gleed weg
he/she/it did
gleden weg
we did
gleden weg
you all did
gleden weg
they did
Future tense
zal wegglijden
I will do
zult wegglijden
you will do
zal wegglijden
he/she/it will do
zullen wegglijden
we will do
zullen wegglijden
you all will do
zullen wegglijden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou wegglijden
I would do
zou wegglijden
you would do
zou wegglijden
he/she/it would do
zouden wegglijden
we would do
zouden wegglijden
you all would do
zouden wegglijden
they would do
Subjunctive mood
glijde weg
I do
glijde weg
you do
glijde weg
he/she/it do
glijde weg
we do
glijde weg
you all do
glijde weg
they do
Past perfect tense
was weggegleden
I had done
was weggegleden
you had done
was weggegleden
he/she/it had done
waren weggegleden
we had done
waren weggegleden
you all had done
waren weggegleden
they had done
Future perf.
zal weggegleden zijn
I will have done
zal weggegleden zijn
you will have done
zal weggegleden zijn
he/she/it will have done
zullen weggegleden zijn
we will have done
zullen weggegleden zijn
you all will have done
zullen weggegleden zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou weggegleden zijn
I would have done
zou weggegleden zijn
you would have done
zou weggegleden zijn
he/she/it would have done
zouden weggegleden zijn
we would have done
zouden weggegleden zijn
you all would have done
zouden weggegleden zijn
they would have done
Present bijzin tense
wegglij
I do
wegglijdt
you do
wegglijdt
he/she/it does
wegglijden
we do
wegglijden
you all do
wegglijden
they do
Past bijzin tense
weggleed
I did
weggleed
you did
weggleed
he/she/it did
weggleden
we did
weggleden
you all did
weggleden
they did
Future bijzin tense
zal wegglijden
I will do
zult wegglijden
you will do
zal wegglijden
he/she/it will do
zullen wegglijden
we will do
zullen wegglijden
you all will do
zullen wegglijden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou wegglijden
I would do
zou wegglijden
you would do
zou wegglijden
he/she/it would do
zouden wegglijden
we would do
zouden wegglijden
you all would do
zouden wegglijden
they would do
Subjunctive bijzin mood
wegglijde
I do
wegglijde
you do
wegglijde
he/she/it do
wegglijde
we do
wegglijde
you all do
wegglijde
they do
Du
Ihr
Imperative mood
glij weg
do
glijdt weg
do

Examples of wegglijden

Example in DutchTranslation in English
En je voelt jezelf wegglijden, maar voordat je dat doet, vraag je je af of je ooit nog wakker zult worden, en een deel van je hoopt dat je dat nooit wordt.And then you feel yourself passing out, but before you do, you wonder if you'll ever wake up again, and part of you hopes that you never will.
Ik vraag me af waarom ik wacht... waarom ik niet gewoon wat pillen vermaal... in bed kruip naast Kaylen en... toesta dat we in slaap wegglijden.I wonder why I wait why I don't just crush up some pills crawl into bed beside Kaylen and let us drift off to sleep.
Niet wegglijden.Quick! Lock it down!
Pas als ze het doorspoelen horen en wegglijden in het grote niets maken ze hun inventaris op.It's only when you hear that flushing sound and begin to sly down into the abyss that they'd start taking stock at their lives.
Vier maanden lang zie ik jou verder en verder wegglijden.. in deze put van zelfhaat en afschuw.Four months of watching you slip further and further down into this well of self-hatred and loathing.
Ik glij weg van jou Het doet er niet toe hoe goed je je verbergt* Slipping me away from you * * lt doesn't matter how you hide *
Daar is Michael, glijdt weg en valt neer, staat op en loopt het vak binnen, worstelt erdoorheen, valt, schiet op de ring en hij zit !There's Michael, slips and falls down, gets back up into the lane, hops through, falls, fires on the rim and it's good!
Derek hij glijdt weg, ik denk niet dat ik hem kan houden.Derek, he's slipping. I don't think I can hold him.
Tina glijdt weg, valt op haar rug en kan voor de rest van haar leven alleen nog maar mondschilderen.Tina slips: Tina falls and-and lands and she spends the rest of her life doing watercolors
- Ja, ze glijden weg...- They slide, they do.
- Hij krikte de wagen op maar de auto gleed weg tegen die steen die hij 'n hoofd noemt.Cherry pie. Go get some. As luck would have it, he didn't have all the lug nuts off... but the jack slipped and fell right on that rock he calls a head.
U gleed weg, en ik wist niet eens weten.You slipped away, and I didn't even know.
-Sterk spul dat zo wegglijdt.- It's strong, but it goes down easy.
Als je wegglijdt val je zeker 300 meter weg van het uitgangspunt.I mean, if you lose your footing you'll fall down 1,000 feet to the base of it.
Het voelt alsof... al het harde werk wat ik gedaan heb de afgelopen jaren, afkicken, vader zijn... het voelt alsof het allemaal van me wegglijdt.I feel like all the hard work I've done over the years, kicking the drugs, being a dad, I feel like it's all slipping away from me.
Ik weet het niet zeker, maar het kan dat ze wegglijdt.I don't know but she might be slipping away.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

wegglippen
slip
wegsnijden
cut

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?