Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

weerkrijgen

to regain

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of weerkrijgen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
krijg weer
I regain
krijgt weer
you regain
krijgt weer
he/she/it regains
krijgen weer
we regain
krijgen weer
you all regain
krijgen weer
they regain
Present perfect tense
heb weergekregen
I have regained
hebt weergekregen
you have regained
heeft weergekregen
he/she/it has regained
hebben weergekregen
we have regained
hebben weergekregen
you all have regained
hebben weergekregen
they have regained
Past tense
kreeg weer
I regained
kreeg weer
you regained
kreeg weer
he/she/it regained
kregen weer
we regained
kregen weer
you all regained
kregen weer
they regained
Future tense
zal weerkrijgen
I will regain
zult weerkrijgen
you will regain
zal weerkrijgen
he/she/it will regain
zullen weerkrijgen
we will regain
zullen weerkrijgen
you all will regain
zullen weerkrijgen
they will regain
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou weerkrijgen
I would regain
zou weerkrijgen
you would regain
zou weerkrijgen
he/she/it would regain
zouden weerkrijgen
we would regain
zouden weerkrijgen
you all would regain
zouden weerkrijgen
they would regain
Subjunctive mood
krijge weer
I regain
krijge weer
you regain
krijge weer
he/she/it regain
krijge weer
we regain
krijge weer
you all regain
krijge weer
they regain
Past perfect tense
had weergekregen
I had regained
had weergekregen
you had regained
had weergekregen
he/she/it had regained
hadden weergekregen
we had regained
hadden weergekregen
you all had regained
hadden weergekregen
they had regained
Future perf.
zal weergekregen hebben
I will have regained
zal weergekregen hebben
you will have regained
zal weergekregen hebben
he/she/it will have regained
zullen weergekregen hebben
we will have regained
zullen weergekregen hebben
you all will have regained
zullen weergekregen hebben
they will have regained
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou weergekregen hebben
I would have regained
zou weergekregen hebben
you would have regained
zou weergekregen hebben
he/she/it would have regained
zouden weergekregen hebben
we would have regained
zouden weergekregen hebben
you all would have regained
zouden weergekregen hebben
they would have regained
Present bijzin tense
weerkrijg
I regain
weerkrijgt
you regain
weerkrijgt
he/she/it regains
weerkrijgen
we regain
weerkrijgen
you all regain
weerkrijgen
they regain
Past bijzin tense
weerkreeg
I regained
weerkreeg
you regained
weerkreeg
he/she/it regained
weerkregen
we regained
weerkregen
you all regained
weerkregen
they regained
Future bijzin tense
zal weerkrijgen
I will regain
zult weerkrijgen
you will regain
zal weerkrijgen
he/she/it will regain
zullen weerkrijgen
we will regain
zullen weerkrijgen
you all will regain
zullen weerkrijgen
they will regain
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou weerkrijgen
I would regain
zou weerkrijgen
you would regain
zou weerkrijgen
he/she/it would regain
zouden weerkrijgen
we would regain
zouden weerkrijgen
you all would regain
zouden weerkrijgen
they would regain
Subjunctive bijzin mood
weerkrijge
I regain
weerkrijge
you regain
weerkrijge
he/she/it regain
weerkrijge
we regain
weerkrijge
you all regain
weerkrijge
they regain
Du
Ihr
Imperative mood
krijg weer
regain
krijgt w
regain

Further details about this page

LOCATION