Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Vooruitdenken (to think ahead) conjugation

Dutch
13 examples

Conjugation of vooruitdenken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
denk vooruit
I think ahead
denkt vooruit
you think ahead
denkt vooruit
he/she/it thinks ahead
denken vooruit
we think ahead
denken vooruit
you all think ahead
denken vooruit
they think ahead
Present perfect tense
heb vooruitgedacht
I have thought ahead
hebt vooruitgedacht
you have thought ahead
heeft vooruitgedacht
he/she/it has thought ahead
hebben vooruitgedacht
we have thought ahead
hebben vooruitgedacht
you all have thought ahead
hebben vooruitgedacht
they have thought ahead
Past tense
dacht vooruit
I thought ahead
dacht vooruit
you thought ahead
dacht vooruit
he/she/it thought ahead
dachten vooruit
we thought ahead
dachten vooruit
you all thought ahead
dachten vooruit
they thought ahead
Future tense
zal vooruitdenken
I will think ahead
zult vooruitdenken
you will think ahead
zal vooruitdenken
he/she/it will think ahead
zullen vooruitdenken
we will think ahead
zullen vooruitdenken
you all will think ahead
zullen vooruitdenken
they will think ahead
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vooruitdenken
I would think ahead
zou vooruitdenken
you would think ahead
zou vooruitdenken
he/she/it would think ahead
zouden vooruitdenken
we would think ahead
zouden vooruitdenken
you all would think ahead
zouden vooruitdenken
they would think ahead
Subjunctive mood
denke vooruit
I think ahead
denke vooruit
you think ahead
denke vooruit
he/she/it think ahead
denke vooruit
we think ahead
denke vooruit
you all think ahead
denke vooruit
they think ahead
Past perfect tense
had vooruitgedacht
I had thought ahead
had vooruitgedacht
you had thought ahead
had vooruitgedacht
he/she/it had thought ahead
hadden vooruitgedacht
we had thought ahead
hadden vooruitgedacht
you all had thought ahead
hadden vooruitgedacht
they had thought ahead
Future perf.
zal vooruitgedacht hebben
I will have thought ahead
zal vooruitgedacht hebben
you will have thought ahead
zal vooruitgedacht hebben
he/she/it will have thought ahead
zullen vooruitgedacht hebben
we will have thought ahead
zullen vooruitgedacht hebben
you all will have thought ahead
zullen vooruitgedacht hebben
they will have thought ahead
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vooruitgedacht hebben
I would have thought ahead
zou vooruitgedacht hebben
you would have thought ahead
zou vooruitgedacht hebben
he/she/it would have thought ahead
zouden vooruitgedacht hebben
we would have thought ahead
zouden vooruitgedacht hebben
you all would have thought ahead
zouden vooruitgedacht hebben
they would have thought ahead
Present bijzin tense
vooruitdenk
I think ahead
vooruitdenkt
you think ahead
vooruitdenkt
he/she/it thinks ahead
vooruitdenken
we think ahead
vooruitdenken
you all think ahead
vooruitdenken
they think ahead
Past bijzin tense
vooruitdacht
I thought ahead
vooruitdacht
you thought ahead
vooruitdacht
he/she/it thought ahead
vooruitdachten
we thought ahead
vooruitdachten
you all thought ahead
vooruitdachten
they thought ahead
Future bijzin tense
zal vooruitdenken
I will think ahead
zult vooruitdenken
you will think ahead
zal vooruitdenken
he/she/it will think ahead
zullen vooruitdenken
we will think ahead
zullen vooruitdenken
you all will think ahead
zullen vooruitdenken
they will think ahead
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vooruitdenken
I would think ahead
zou vooruitdenken
you would think ahead
zou vooruitdenken
he/she/it would think ahead
zouden vooruitdenken
we would think ahead
zouden vooruitdenken
you all would think ahead
zouden vooruitdenken
they would think ahead
Subjunctive bijzin mood
vooruitdenke
I think ahead
vooruitdenke
you think ahead
vooruitdenke
he/she/it think ahead
vooruitdenke
we think ahead
vooruitdenke
you all think ahead
vooruitdenke
they think ahead
Du
Ihr
Imperative mood
denk vooruit
think ahead
denkt vooruit
think ahead

Examples of vooruitdenken

Example in DutchTranslation in English
- Maar je moet vooruitdenken.But things change. You gotta think ahead.
Hammond moet echt vooruitdenken zonder koppeling.Hammond's really got to think ahead with no clutch.
Je blijft alle doelen op je weg wegnemen, maar je moet vooruitdenken, Suzanne.You keep taking out all the targets in front of you, but you've got to think ahead, Suzanne.
We moeten vooruitdenken.We've got to think ahead.
Dus denk vooruit.So you think ahead.
Ik denk vooruit.I think ahead.
Je denkt vooruit, en als de helft van wat ik over de U-boot schat heb gehoord waar is, wil ik je zeker in mijn team.You think ahead, and if half of what I've heard about the u-boat treasure is true, then I definitely want you on my team.
Maar je bent slim, jij denkt vooruit. Straks wordt ze wakker, en dan denkt ze dat wij het gedaan hebben.You're smart and you're able to think ahead, so you can imagine what will happen when she wakes up, tied up, with us here.
- Je hebt vooruitgedacht.- You thought ahead.
Collins dacht vooruit.Well, Collins thought ahead.
Dus je dacht vooruit en maakte een plan.So you thought ahead and made a plan.
Ik dacht vooruit en implanteerde een tijd slot in hun D.N.A., om ze zwak en hulpeloos te maken, Hun lot zo verweven.I thought ahead and implanted a time lock in their D.N.A., making them weak and helpless, their fates so intertwined.
Ik dacht vooruit voor mij, maar niet voor hem.I thought ahead for me, but not for him.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

volvoeren
execute
voorstaan
advocate
voortoveren
conjure
voortreizen
continue traveling
voortschrijden
proceed
voortslepen
drag along
voorttelen
may breed
voortzeulen
do
vooruitblikken
do
vooruitdringen
push ahead

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'think ahead':

None found.