Voorpreken (to do) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of voorpreken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
preek voor
I do
preekt voor
you do
preekt voor
he/she/it does
preken voor
we do
preken voor
you all do
preken voor
they do
Present perfect tense
heb voorgepreekt
I have done
hebt voorgepreekt
you have done
heeft voorgepreekt
he/she/it has done
hebben voorgepreekt
we have done
hebben voorgepreekt
you all have done
hebben voorgepreekt
they have done
Past tense
preekte voor
I did
preekte voor
you did
preekte voor
he/she/it did
preekten voor
we did
preekten voor
you all did
preekten voor
they did
Future tense
zal voorpreken
I will do
zult voorpreken
you will do
zal voorpreken
he/she/it will do
zullen voorpreken
we will do
zullen voorpreken
you all will do
zullen voorpreken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou voorpreken
I would do
zou voorpreken
you would do
zou voorpreken
he/she/it would do
zouden voorpreken
we would do
zouden voorpreken
you all would do
zouden voorpreken
they would do
Subjunctive mood
preke voor
I do
preke voor
you do
preke voor
he/she/it do
preke voor
we do
preke voor
you all do
preke voor
they do
Past perfect tense
had voorgepreekt
I had done
had voorgepreekt
you had done
had voorgepreekt
he/she/it had done
hadden voorgepreekt
we had done
hadden voorgepreekt
you all had done
hadden voorgepreekt
they had done
Future perf.
zal voorgepreekt hebben
I will have done
zal voorgepreekt hebben
you will have done
zal voorgepreekt hebben
he/she/it will have done
zullen voorgepreekt hebben
we will have done
zullen voorgepreekt hebben
you all will have done
zullen voorgepreekt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou voorgepreekt hebben
I would have done
zou voorgepreekt hebben
you would have done
zou voorgepreekt hebben
he/she/it would have done
zouden voorgepreekt hebben
we would have done
zouden voorgepreekt hebben
you all would have done
zouden voorgepreekt hebben
they would have done
Present bijzin tense
voorpreek
I do
voorpreekt
you do
voorpreekt
he/she/it does
voorpreken
we do
voorpreken
you all do
voorpreken
they do
Past bijzin tense
voorpreekte
I did
voorpreekte
you did
voorpreekte
he/she/it did
voorpreekten
we did
voorpreekten
you all did
voorpreekten
they did
Future bijzin tense
zal voorpreken
I will do
zult voorpreken
you will do
zal voorpreken
he/she/it will do
zullen voorpreken
we will do
zullen voorpreken
you all will do
zullen voorpreken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou voorpreken
I would do
zou voorpreken
you would do
zou voorpreken
he/she/it would do
zouden voorpreken
we would do
zouden voorpreken
you all would do
zouden voorpreken
they would do
Subjunctive bijzin mood
voorpreke
I do
voorpreke
you do
voorpreke
he/she/it do
voorpreke
we do
voorpreke
you all do
voorpreke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
preek voor
do
preekt
do

Examples of voorpreken

Example in DutchTranslation in English
Hoe kan ik vandaag preken voor al die mensen?How do I go and preach in front of all these people today?
Inkomsten van mijn vriendschappen is wat Joe is al preken voor mij vanaf het moment dat ik binnenkwam de deur, en ik heb altijd gedacht dat die direct vanuit je kwam.Monetize my friendships is what Joe's been preaching to me from the moment I walked in the door, and I always thought that that came directly from you.
Als de vos de passie preekt, boer pas op je kazen."A flatterer lives at the expense of others, "this lesson is worth a cheese no doubt."
Als je echt gelooft wat je preekt, zul je dat doen.If you really believe what you preach... .. you'll do it.
En ik raak jou als je nog meer van die onzin preekt.Yeah, well, I'm gonna be done with you if you keep quoting that trash.
Ik weet niet wie het rood van je lollie afgelikt heeft vandaag maar je preekt tegen het verkeerde koor.I don't know who licked the red off your lollipop today but you are preaching to the wrong choir.
Ik zeg alleen, je preekt alleen maar.I'm just saying, you do an awful lot of preaching and not much sharing.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

voorpraten
do
voorsteken
do

Similar but longer

voorspreken
intercede

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?