Uittrekken (to resign) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of uittrekken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
trek uit
I resign
trekt uit
you resign
trekt uit
he/she/it resigns
trekken uit
we resign
trekken uit
you all resign
trekken uit
they resign
Present perfect tense
heb uitgetrokken
I have resigned
hebt uitgetrokken
you have resigned
heeft uitgetrokken
he/she/it has resigned
hebben uitgetrokken
we have resigned
hebben uitgetrokken
you all have resigned
hebben uitgetrokken
they have resigned
Past tense
trok uit
I resigned
trok uit
you resigned
trok uit
he/she/it resigned
trokken uit
we resigned
trokken uit
you all resigned
trokken uit
they resigned
Future tense
zal uittrekken
I will resign
zult uittrekken
you will resign
zal uittrekken
he/she/it will resign
zullen uittrekken
we will resign
zullen uittrekken
you all will resign
zullen uittrekken
they will resign
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uittrekken
I would resign
zou uittrekken
you would resign
zou uittrekken
he/she/it would resign
zouden uittrekken
we would resign
zouden uittrekken
you all would resign
zouden uittrekken
they would resign
Subjunctive mood
trekke uit
I resign
trekke uit
you resign
trekke uit
he/she/it resign
trekke uit
we resign
trekke uit
you all resign
trekke uit
they resign
Past perfect tense
had uitgetrokken
I had resigned
had uitgetrokken
you had resigned
had uitgetrokken
he/she/it had resigned
hadden uitgetrokken
we had resigned
hadden uitgetrokken
you all had resigned
hadden uitgetrokken
they had resigned
Future perf.
zal uitgetrokken hebben
I will have resigned
zal uitgetrokken hebben
you will have resigned
zal uitgetrokken hebben
he/she/it will have resigned
zullen uitgetrokken hebben
we will have resigned
zullen uitgetrokken hebben
you all will have resigned
zullen uitgetrokken hebben
they will have resigned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgetrokken hebben
I would have resigned
zou uitgetrokken hebben
you would have resigned
zou uitgetrokken hebben
he/she/it would have resigned
zouden uitgetrokken hebben
we would have resigned
zouden uitgetrokken hebben
you all would have resigned
zouden uitgetrokken hebben
they would have resigned
Present bijzin tense
uittrek
I resign
uittrekt
you resign
uittrekt
he/she/it resigns
uittrekken
we resign
uittrekken
you all resign
uittrekken
they resign
Past bijzin tense
uittrok
I resigned
uittrok
you resigned
uittrok
he/she/it resigned
uittrokken
we resigned
uittrokken
you all resigned
uittrokken
they resigned
Future bijzin tense
zal uittrekken
I will resign
zult uittrekken
you will resign
zal uittrekken
he/she/it will resign
zullen uittrekken
we will resign
zullen uittrekken
you all will resign
zullen uittrekken
they will resign
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uittrekken
I would resign
zou uittrekken
you would resign
zou uittrekken
he/she/it would resign
zouden uittrekken
we would resign
zouden uittrekken
you all would resign
zouden uittrekken
they would resign
Subjunctive bijzin mood
uittrekke
I resign
uittrekke
you resign
uittrekke
he/she/it resign
uittrekke
we resign
uittrekke
you all resign
uittrekke
they resign
Du
Ihr
Imperative mood
trek uit
resign
trekt uit
resign

Examples of uittrekken

Example in DutchTranslation in English
Vanwege de vuige leugens en laster aan mijn adres door minister Lara en zijn vriendjes heb ik besloten me terug te trekken uit het Congres van de Republiek.Due to the vicious lies and slander cast my way by Minister Lara and his cronies, I've decided to announce my resignation from Congress of the Republic.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

onttrekken
withdraw

Similar but longer

uitstrekken
extend

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'resign':

None found.
Learning languages?