Uitplukken (to tweezer) conjugation

Dutch

Conjugation of uitplukken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pluk uit
I tweezer
plukt uit
you tweezer
plukt uit
he/she/it tweezers
plukken uit
we tweezer
plukken uit
you all tweezer
plukken uit
they tweezer
Present perfect tense
heb uitgeplukt
I have tweezered
hebt uitgeplukt
you have tweezered
heeft uitgeplukt
he/she/it has tweezered
hebben uitgeplukt
we have tweezered
hebben uitgeplukt
you all have tweezered
hebben uitgeplukt
they have tweezered
Past tense
plukte uit
I tweezered
plukte uit
you tweezered
plukte uit
he/she/it tweezered
plukten uit
we tweezered
plukten uit
you all tweezered
plukten uit
they tweezered
Future tense
zal uitplukken
I will tweezer
zult uitplukken
you will tweezer
zal uitplukken
he/she/it will tweezer
zullen uitplukken
we will tweezer
zullen uitplukken
you all will tweezer
zullen uitplukken
they will tweezer
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitplukken
I would tweezer
zou uitplukken
you would tweezer
zou uitplukken
he/she/it would tweezer
zouden uitplukken
we would tweezer
zouden uitplukken
you all would tweezer
zouden uitplukken
they would tweezer
Subjunctive mood
plukke uit
I tweezer
plukke uit
you tweezer
plukke uit
he/she/it tweezer
plukke uit
we tweezer
plukke uit
you all tweezer
plukke uit
they tweezer
Past perfect tense
had uitgeplukt
I had tweezered
had uitgeplukt
you had tweezered
had uitgeplukt
he/she/it had tweezered
hadden uitgeplukt
we had tweezered
hadden uitgeplukt
you all had tweezered
hadden uitgeplukt
they had tweezered
Future perf.
zal uitgeplukt hebben
I will have tweezered
zal uitgeplukt hebben
you will have tweezered
zal uitgeplukt hebben
he/she/it will have tweezered
zullen uitgeplukt hebben
we will have tweezered
zullen uitgeplukt hebben
you all will have tweezered
zullen uitgeplukt hebben
they will have tweezered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeplukt hebben
I would have tweezered
zou uitgeplukt hebben
you would have tweezered
zou uitgeplukt hebben
he/she/it would have tweezered
zouden uitgeplukt hebben
we would have tweezered
zouden uitgeplukt hebben
you all would have tweezered
zouden uitgeplukt hebben
they would have tweezered
Present bijzin tense
uitpluk
I tweezer
uitplukt
you tweezer
uitplukt
he/she/it tweezers
uitplukken
we tweezer
uitplukken
you all tweezer
uitplukken
they tweezer
Past bijzin tense
uitplukte
I tweezered
uitplukte
you tweezered
uitplukte
he/she/it tweezered
uitplukten
we tweezered
uitplukten
you all tweezered
uitplukten
they tweezered
Future bijzin tense
zal uitplukken
I will tweezer
zult uitplukken
you will tweezer
zal uitplukken
he/she/it will tweezer
zullen uitplukken
we will tweezer
zullen uitplukken
you all will tweezer
zullen uitplukken
they will tweezer
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitplukken
I would tweezer
zou uitplukken
you would tweezer
zou uitplukken
he/she/it would tweezer
zouden uitplukken
we would tweezer
zouden uitplukken
you all would tweezer
zouden uitplukken
they would tweezer
Subjunctive bijzin mood
uitplukke
I tweezer
uitplukke
you tweezer
uitplukke
he/she/it tweezer
uitplukke
we tweezer
uitplukke
you all tweezer
uitplukke
they tweezer
Du
Ihr
Imperative mood
pluk uit
tweezer
plukt uit
tweezer

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitdrukken
express
uitpluizen
sift
uitplussen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uiteenspatten
burst
uitkijken
be careful
uitkrassen
do
uitlichten
highlight
uitlozen
do
uitpersen
crush
uitpluizen
sift
uitplunderen
plunder
uitrazen
cease raging
uitrusten
equip

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tweezer':

None found.
Learning languages?