Uitbakenen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of uitbakenen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
baken uit
I do
bakent uit
you do
bakent uit
he/she/it does
bakenen uit
we do
bakenen uit
you all do
bakenen uit
they do
Present perfect tense
heb uitgebakend
I have done
hebt uitgebakend
you have done
heeft uitgebakend
he/she/it has done
hebben uitgebakend
we have done
hebben uitgebakend
you all have done
hebben uitgebakend
they have done
Past tense
bakende uit
I did
bakende uit
you did
bakende uit
he/she/it did
bakenden uit
we did
bakenden uit
you all did
bakenden uit
they did
Future tense
zal uitbakenen
I will do
zult uitbakenen
you will do
zal uitbakenen
he/she/it will do
zullen uitbakenen
we will do
zullen uitbakenen
you all will do
zullen uitbakenen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitbakenen
I would do
zou uitbakenen
you would do
zou uitbakenen
he/she/it would do
zouden uitbakenen
we would do
zouden uitbakenen
you all would do
zouden uitbakenen
they would do
Subjunctive mood
bakene uit
I do
bakene uit
you do
bakene uit
he/she/it do
bakene uit
we do
bakene uit
you all do
bakene uit
they do
Past perfect tense
had uitgebakend
I had done
had uitgebakend
you had done
had uitgebakend
he/she/it had done
hadden uitgebakend
we had done
hadden uitgebakend
you all had done
hadden uitgebakend
they had done
Future perf.
zal uitgebakend hebben
I will have done
zal uitgebakend hebben
you will have done
zal uitgebakend hebben
he/she/it will have done
zullen uitgebakend hebben
we will have done
zullen uitgebakend hebben
you all will have done
zullen uitgebakend hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgebakend hebben
I would have done
zou uitgebakend hebben
you would have done
zou uitgebakend hebben
he/she/it would have done
zouden uitgebakend hebben
we would have done
zouden uitgebakend hebben
you all would have done
zouden uitgebakend hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitbaken
I do
uitbakent
you do
uitbakent
he/she/it does
uitbakenen
we do
uitbakenen
you all do
uitbakenen
they do
Past bijzin tense
uitbakende
I did
uitbakende
you did
uitbakende
he/she/it did
uitbakenden
we did
uitbakenden
you all did
uitbakenden
they did
Future bijzin tense
zal uitbakenen
I will do
zult uitbakenen
you will do
zal uitbakenen
he/she/it will do
zullen uitbakenen
we will do
zullen uitbakenen
you all will do
zullen uitbakenen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitbakenen
I would do
zou uitbakenen
you would do
zou uitbakenen
he/she/it would do
zouden uitbakenen
we would do
zouden uitbakenen
you all would do
zouden uitbakenen
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitbakene
I do
uitbakene
you do
uitbakene
he/she/it do
uitbakene
we do
uitbakene
you all do
uitbakene
they do
Du
Ihr
Imperative mood
baken uit
do
bakent uit
do

Examples of uitbakenen

Example in DutchTranslation in English
De bemanning is weg, ik zet 't baken uit... stuur m'n jacht naar de kust.And you don't want anybody to know where the boat winds up.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitrekenen
compute
uittekenen
draw

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

trekkebenen
draw legs
tuisen
chant
turnen
do
tweernen
twine
twijnen
twine
uitbaggeren
dredge
uitbakken
let it get crisp
uitbannen
expel
uitboenen
do
uitbroeden
hatch out

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?