Sprenkelen (to sprinkle) conjugation

Dutch
14 examples

Conjugation of sprenkelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sprenkel
I sprinkle
sprenkelt
you sprinkle
sprenkelt
he/she/it sprinkles
sprenkelen
we sprinkle
sprenkelen
you all sprinkle
sprenkelen
they sprinkle
Present perfect tense
heb gesprenkeld
I have sprinkled
hebt gesprenkeld
you have sprinkled
heeft gesprenkeld
he/she/it has sprinkled
hebben gesprenkeld
we have sprinkled
hebben gesprenkeld
you all have sprinkled
hebben gesprenkeld
they have sprinkled
Past tense
sprenkelde
I sprinkled
sprenkelde
you sprinkled
sprenkelde
he/she/it sprinkled
sprenkelden
we sprinkled
sprenkelden
you all sprinkled
sprenkelden
they sprinkled
Future tense
zal sprenkelen
I will sprinkle
zult sprenkelen
you will sprinkle
zal sprenkelen
he/she/it will sprinkle
zullen sprenkelen
we will sprinkle
zullen sprenkelen
you all will sprinkle
zullen sprenkelen
they will sprinkle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou sprenkelen
I would sprinkle
zou sprenkelen
you would sprinkle
zou sprenkelen
he/she/it would sprinkle
zouden sprenkelen
we would sprinkle
zouden sprenkelen
you all would sprinkle
zouden sprenkelen
they would sprinkle
Subjunctive mood
sprenkele
I sprinkle
sprenkele
you sprinkle
sprenkele
he/she/it sprinkle
sprenkele
we sprinkle
sprenkele
you all sprinkle
sprenkele
they sprinkle
Past perfect tense
had gesprenkeld
I had sprinkled
had gesprenkeld
you had sprinkled
had gesprenkeld
he/she/it had sprinkled
hadden gesprenkeld
we had sprinkled
hadden gesprenkeld
you all had sprinkled
hadden gesprenkeld
they had sprinkled
Future perf.
zal gesprenkeld hebben
I will have sprinkled
zal gesprenkeld hebben
you will have sprinkled
zal gesprenkeld hebben
he/she/it will have sprinkled
zullen gesprenkeld hebben
we will have sprinkled
zullen gesprenkeld hebben
you all will have sprinkled
zullen gesprenkeld hebben
they will have sprinkled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesprenkeld hebben
I would have sprinkled
zou gesprenkeld hebben
you would have sprinkled
zou gesprenkeld hebben
he/she/it would have sprinkled
zouden gesprenkeld hebben
we would have sprinkled
zouden gesprenkeld hebben
you all would have sprinkled
zouden gesprenkeld hebben
they would have sprinkled
Du
Ihr
Imperative mood
sprenkel
sprinkle
sprenkelt
sprinkle

Examples of sprenkelen

Example in DutchTranslation in English
Als je zo gek bent op koffiebroodjes, kunnen we wat kaneel sprenkelen op Jessie.Look, if you like coffee cake that much, we can sprinkle cinnamon on Jessie.
Ik zou toch maar een priester wat heilig water rond laten sprenkelen.Still might want to get a priest in there, sprinkle a little holy water. Yeah.
Op een nacht haalde hij wijwater om op haar te sprenkelen.One night he took holy water to sprinkle on her.
We sprenkelen wat ontsmettingsmiddel op zijn hot dog, en het is in orde.Just sprinkle a IittIe Cipro on his hot dog.
Ze moest het in haar bed sprenkelen, iedere dag, een week lang. Op de zevende dag zou de liefde haar vinden.She was supposed to sprinkle it in her bath every day for a week, and on the seventh day, love would find her.
Ah, nee, zie je, Ik dacht als ik wat Heilig water over Majoor Sharpe sprenkel als hij bewusteloos is, kan ik misschien zijn ziel redden, ondanks zichzelf.Ah, no, you see, I thought if I sprinkled some holy water on Major Sharpe when he was unconscious, I might be able to save his soul, despite himself.
Als je klaar bent, sprenkel je het over de taartkorst.And then when you're finished, you sprinkle them over the piecrust.
Eerst sprenkel je de likeur over de banaan en dan steekje die aan.First, you sprinkle this liqueur over the bananas and then light it with a match.
En sprenkel wat azijn rond de plek waar hij slaapt. Om het relatief koel te houden.Tell them to sprinkle some vinegar about the place where he sleeps to keep it moderately cool and him moderately warm.
Ik sprenkel dat op mijn ontbijtgranen.I sprinkle that stuff on my breakfast cereal.
En agent, sprenkelt u er wat water over.Watson, would you put a match to that straw? And Constable, will you sprinkle it with water?
Wie neemt zout bij een moord en sprenkelt het dan rond een bad?Who takes salt to a murder and then sprinkles it around a bath?
- Je gooide je kleren in mijn kast... en sprenkelde een beetje bloed op de trap?- Yes. - Dumped your clothes into my wardrobe... and sprinkled a little sacrificial blood onto the bannisters, hmm ?
Ik sprenkelde 't op haar, ze reageerde fel.I sprinkled it on her and she reacted very violently.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

sprankelen
do
sprokkelen
gather
verenkelen
do

Similar but longer

besprenkelen
sprinkle

Random

sodemieteren
bugger
spillen
do
spitsen
focus
spitten
dig
spreken
speak
sprengen
sprinkle
sprieten
do
spruiten
sprout
spuwen
spew
starogen
stare

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sprinkle':

None found.
Learning languages?