Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Smoezen (to schmooze) conjugation

Dutch
3 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
smoes
smoest
smoest
smoezen
smoezen
smoezen
Present perfect tense
heb gesmoesd
hebt gesmoesd
heeft gesmoesd
hebben gesmoesd
hebben gesmoesd
hebben gesmoesd
Past tense
smoesde
smoesde
smoesde
smoesden
smoesden
smoesden
Future tense
zal smoezen
zult smoezen
zal smoezen
zullen smoezen
zullen smoezen
zullen smoezen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou smoezen
zou smoezen
zou smoezen
zouden smoezen
zouden smoezen
zouden smoezen
Subjunctive mood
smoeze
smoeze
smoeze
smoeze
smoeze
smoeze
Past perfect tense
had gesmoesd
had gesmoesd
had gesmoesd
hadden gesmoesd
hadden gesmoesd
hadden gesmoesd
Future perf.
zal gesmoesd hebben
zal gesmoesd hebben
zal gesmoesd hebben
zullen gesmoesd hebben
zullen gesmoesd hebben
zullen gesmoesd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesmoesd hebben
zou gesmoesd hebben
zou gesmoesd hebben
zouden gesmoesd hebben
zouden gesmoesd hebben
zouden gesmoesd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
smoes
smoest

Examples of smoezen

Example in DutchTranslation in English
Ik ga wat smoezen.I'm gonna schmooze.
Wacht hier, dan ga ik even smoezen met prinses dinges.Stay here whilst I go schmooze Princess what's-her-name.
Met andere woorden, hij smoest en geeft interviews aan de bladen.In other words, he schmoozes and gives magazine interviews.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bloezen
blossom
kroezen
crimp
smokken
shirr
smotsen
do
smousen
do
smouten
do
smouzen
do

Similar but longer

sjmoezen
schmooze
smoezelen
whisper

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'schmooze':

None found.