Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Schrafelen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schrafel
schrafelt
schrafelt
schrafelen
schrafelen
schrafelen
Present perfect tense
heb geschrafeld
hebt geschrafeld
heeft geschrafeld
hebben geschrafeld
hebben geschrafeld
hebben geschrafeld
Past tense
schrafelde
schrafelde
schrafelde
schrafelden
schrafelden
schrafelden
Future tense
zal schrafelen
zult schrafelen
zal schrafelen
zullen schrafelen
zullen schrafelen
zullen schrafelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou schrafelen
zou schrafelen
zou schrafelen
zouden schrafelen
zouden schrafelen
zouden schrafelen
Subjunctive mood
schrafele
schrafele
schrafele
schrafele
schrafele
schrafele
Past perfect tense
had geschrafeld
had geschrafeld
had geschrafeld
hadden geschrafeld
hadden geschrafeld
hadden geschrafeld
Future perf.
zal geschrafeld hebben
zal geschrafeld hebben
zal geschrafeld hebben
zullen geschrafeld hebben
zullen geschrafeld hebben
zullen geschrafeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geschrafeld hebben
zou geschrafeld hebben
zou geschrafeld hebben
zouden geschrafeld hebben
zouden geschrafeld hebben
zouden geschrafeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
schrafel
schrafelt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

schaffelen
purchase stacking
schoffelen
weed
schuifelen
shuffle

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.